Publication

Arbeidstekorten voor aanleg energie-infrastructuur remmen klimaatuitgaven

Macro economyNetherlandsEnergy transition
SustainabilityNetherlandsEnergy transition

De plannen van het nieuwe kabinet waren bekend maar de CPB doorrekeningen van afgelopen dinsdag laten zien wat zij impliceren voor de Nederlandse economie. Een belangrijk onderdeel van de plannen is de aanleg van een energie-infrastructuur waarvoor 22 miljard euro staat gereserveerd tussen 2023 en 2025. Wij verwachten dat deze plannen lastig uitvoerbaar zullen blijken, omdat nu al een groot deel van de openstaande vacatures in beroepen die voor deze aanleg relevant zijn niet vervulbaar is. Wij analyseren de arbeidsmarktknelpunten voor 55 relevante beroepen in de energie infrastructuur aanleg. Maar eerst een korte beschouwing van de hoofdbevindingen uit de CPB doorrekening.

CPB doorrekening toont: Nieuwe cultuur, grote overheid en capaciteitsgrenzen

Volgens het CPB zullen de overheidsuitgaven zullen met 26,1 miljard euro toenemen gedurende de komende kabinetsperiode. In tegenstelling tot wat het Coalitieakkoord suggereert zullen daarna veel incidentele maatregelen toch structureel blijken schat het CPB. Daarmee loopt het niveau van de overheidsschuld bij gelijk blijvend beleid zonder ombuigingen naar schatting op tot tussen de 75 procent en de 92 procent van het bbp in 2060.

De doorrekeningen laten drie opmerkelijke verschuivingen zien in het kabinetsbeleid voor de komende jaren: er wordt een opening geboden voor een nieuwe bestuurscultuur, de overheid groeit, en capaciteitsgrenzen komen in zicht.

1. Nieuwe cultuur

Om te beginnen is het coalitieakkoord over wel 20 voorgestelde maatregelen door het CPB te weinig concreet bevonden om door te rekenen. Zo’n 50 maatregelen zijn wel doorgerekend. Wij vermoeden dat dit geen toeval is, want het betekent dat de discussie tussen de coalitiepartijen en de oppositie meer van invloed zal zijn op de uiteindelijke beleidskeuzes. Dit minder ‘dichttimmeren’ en meer ‘parlementair debat toelaten’ is een nadrukkelijk voornemen van het nieuwe Kabinet om een nieuwe bestuurscultuur te introduceren.

2. Grote overheid

Het tweede is een sterke toename van de werkgelegenheid in de publieke sector. In de kabinetsperiode leidt de bestedingsimpuls van de plannen uit het coalitieakkoord tot extra werkgelegenheid voor zo’n 113.000 personen. 18.000 extra mensen voor de zorg, 101.000 extra mensen voor de overige publieke sectoren en een krimp van 7000 werkzame personen in de private sector. Deze draai naar een fors grotere overheid moet in het licht worden gezien van de grote beleidsdossiers die het Kabinet wil aanpakken in het publieke domein.

3. Capaciteitsgrenzen

Het derde is het beslag dat alle Kabinetsplannen tezamen leggen op de capaciteit van de economie. De geplande maatregelen zullen mogelijk meer capaciteit vereisen dan de Nederlandse economie op dit moment kan leveren met als mogelijk gevolg verdringing van arbeid, kapitaal en grondstoffen. Eventuele loon-, en prijsstijging als gevolg hiervan zouden de effectiviteit van de kabinetsplannen reduceren. Meer granulaire planning van de bestedingen waarbij rekening wordt gehouden met de beschikbare capaciteit door overheden in samenspraak met de private sector zou hierop een antwoord kunnen zijn, hoewel ook dit tot grote verstoringen en inefficiënties kan leiden.

Klimaatplannen uitzonderlijk concreet maar haalbaarheid valt te betwijfelen.

Van het klimaatfonds van 35 miljard euro zal 5,4 miljard in deze kabinetsperiode besteedt kunnen worden. De overige 29,6 miljard euro zal dus tot uitgaven én impact in de 4 jaren die resteren na de kabinetsperiode tot 2030 moeten leiden als de ambitie van 60 procent emissiereductie gehaald moet worden. De Klimaat ambitie van het Kabinet richt zich uitsluitend nog op CO2 reductie en niet de equivalenten van CO2 (ofwel Green House Gas Emissions) zoals internationaal wordt aangehouden. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat Methaanuitstoot, de grootste CO2 equivalent, wordt aangepakt in het stikstofdossier waarvoor ook 25 miljard euro is vrijgemaakt.

De grootste bijdragen aan de reductie van CO2 uitstoot komt van maatregelen als de aanscherping van de CO2-heffing in de industrie (4 Mtn in deze kabinetsperiode), de bijmengverplichting groen gas voor gebouwen (3Mtn) en het kilometerheffing voor personenvervoer (2,5 Mtn). In 2030 wordt er een systeem geïntroduceerd van Betalen naar Gebruik voor alle automobiliteit. Basis voor het syteem is de motorrijtijgenbelasting, waarvan het tarief afhankelijk wordt gemaakt van het jaarlijk verreden aantal kilometers. Deze laatste maatregel acht het CPB te vaag om een budgettaire consequentie aan te verbinden. De additionele CO2-heffing voor de industrie zal waarschijnlijk ook geen budgetimplicatie hebben voor de overheid omdat er minder vrijstellingen worden verleend en het tarief pad wordt verhoogd.

Directe investeringen van de nieuwe regering gaan vooral naar de bouw van een kerncentrale (5 miljard euro) en het aanleggen van een energieinfrastructuur (22 miljard euro). Deze laatste investering start in 2023 met 700 miljoen euro en verdubbelt in 2024 en in 2025. Wij verwachten dat de haalbaarheid van deze investeringen tegen de uitdaging van personeelstekorten zal oplopen. Omdat dit verreweg de grootste kabinetspost is op het terrein van het klimaat en omdat deze uitgaven al volgend jaar van start gaan, hebben wij een hieronder voor 55 beroepen (zie bijlage) die nodig zijn om deze ambitie uit te voeren, de arbeidsmarktsituatie geanalyseerd.

Eind november 2021 is voor eenvijfde van de openstaande vacatures in beroepen rondom de aanleg van een energie-infrastructuur geen geïnteresseerde werkzoekende (zie hier voor onze methode voor het berekenen van het percentage onvervulbare vacatures). In de figuur hieronder staan twee beroepen waarnaar veel vraag is; de monteur van elektrotechnische panelen en de hoofdmonteur elektriciteitsnetten. Voor beide beroepen geldt dat bijna de helft van de vacatures nu al moeilijk vervulbaar zijn. De Kabinetsplannen voor de energieinfrastructuur vertalen zich voor een fors deel van die 22 miljard euro in loonkosten voor dit type zeer moeilijk te vinden werknemer.

Hogere lonen voor dit type specifieke arbeidskrachten kan een oplossing zijn, maar gezien de krapte in beroepsgroepen met deze vaak technische vaardigheden zal er mogelijk verdringing ontstaan waarin private arbeidskrachten de tocht naar het publieke domein maken. Arbeidsmigratie aanmoedigen komt daarbij als mogelijke alternatieve oplossing in zicht.