Column: Duik in het diepe naar metalen


Commerciële diepzeemijnbouw krijgt weer veel aandacht, waarbij twee kampen een duidelijke positie innemen. De tegenstanders van diepzeemijnen hameren op het gevaar van vervuiling, verlies van biodiversiteit en verzuring. De voorstanders van commerciële mijnbouw in de diepzee benadrukken dat de materialen die op de zeebodem voor het oprapen liggen hard nodig zijn voor de energietransitie. Zowel de ecologische als de economische belangen zijn dus groot. De spanning lopen in ieder geval op, zeker sinds het Noorse parlement begin dit jaar groen licht heeft gegeven voor diepzeemijnbouw.
Commerciële diepzee
In grote lijnen gaat het bij diepzeemijnbouw om kritieke materialen – bijvoorbeeld mangaanknollen, kobalt- en zinkertsen, maar ook de zeldzame aardmetalen – die op een diepte van meer dan 200 meter liggen. Meer specifiek zijn er drie soorten diepzee-afzettingen met mineralen. De eerste afzetting betreft de polymetaalknollen. Dit zijn de onderzeese vlaktes met nikkel, mangaan, koper, kobalt en zeldzame aardelementen. Deze liggen op een diepte tussen 3 en 6,5 km. Bij de tweede afzetting gaat het om de zogenoemde polymetaalsulfiden met concentraties van koper, lood en zink evenals goud en zilver. Deze mineralen bevinden zich op een diepte tussen de 1 en 4 km. Tot slot zijn er dan de kobaltrijke ferromangaankorsten, met nikkel, koper, kobalt en zeldzame metalen. Deze liggen tussen de 200 meter en 3,5 km op de zeebodem.
Volgens de United Nations Environment Programme (UNEP) is een groot deel van de diepzeebodem nog niet onderzocht. Nog maar zo’n 25% van de zeebodem is in kaart gebracht. Het is overigens niet zo eenvoudig om deze mineralen van de bodem te halen. Op dergelijke dieptes zijn speciale (onbemande) machines nodig die de extreme omstandigheden aankunnen. Dit zorgt er onder meer voor dat de kosten hoog liggen en daarmee vervolgens de economische haalbaarheid van zo’n project altijd een uitdaging blijft. De ecologische uitdaging is nog veel groter.
Noorse diepzee
Noorwegen is het eerste land ter wereld dat overgaat tot diepzeemijnbouw op commerciële schaal. Het land meent dat diepzeemijnbouw een noodzakelijke stap is die kan helpen om de dominantie van China en Rusland op het gebied van zeldzame aardmetalen te doorbreken. Het besluit leverde massale kritiek van wetenschappers, visserijorganisaties en de internationale gemeenschap. Duidelijk is dat het duurzame imago van Noorwegen hiermee flinke deuken heeft opgelopen. Ze zijn daar overigens niet van plan om meteen te beginnen met het oprapen van kritieke mineralen op de zeebodem. De bedrijven die initiatief tonen, moeten eerst voorstellen voor vergunningen indienen waarover het parlement vervolgens per voorstel stemt. En die stemming van het parlement is niet op voorhand een gelopen race. Want nog steeds is er een fundamenteel gebrek aan kennis over de diepzee, met name over het mogelijke destructieve effect van deze diepzee-avonturen. De terughoudendheid zal daardoor voorlopig nog groot zijn.
Unieke systemen
De ecosystemen van de diepzee zijn uniek en divers. Het zou zonde zijn om dit alles op het spel te zetten. Wereldwijd worden deze ecosystemen als zeer kwetsbaar beschouwd. Dan sta je al met 1-0 achter. Er zijn overigens ook onderzoeken die aantonen dat diepzeemijnen helemaal niet nodig is. De circulaire economie, recycling en technologische ontwikkeling zijn namelijk in staat om de mondiale vraag naar mineralen en kritische metalen tussen nu en 2050 met circa 60% te verminderen. Dus zodra we dit vliegwiel harder aanzwengelen kan een deel van het probleem opgelost zijn? Maar wie weet… op de lange termijn kunnen we wellicht onze metalen uit de ruimte halen. Het klinkt wat futuristisch en het is vast niet de groenste oplossing, maar misschien wel een beter alternatief dan rommelen in de mysterieuze wereld van de diepzee.