Column: Hindernissen te over op het koolstofvrijepad


Het blijft een uitdaging om de komende jaren een Nederlandse economie te vormen die welvaart creëert, werkgelegenheid schept en duurzaam is (en bovenal blijft). Voor dit laatste zijn veel bedrijven inmiddels het pad ingeslagen om de uitstoot van broeikasgassen (BKG) van processen en activiteiten verder te verminderen. Sommige bedrijven monitoren hun energieverbruik, treffen (energie)efficiencymaatregelen en/of investeren in energiebesparende oplossingen of nieuwe koolstofarme technologieën. Maar dat gaat allemaal niet zonder slag of stoot.
Voldoende ambitie
Op duurzaamheidsgebied ligt de lat (van FSC-hout) voor Nederland hoog. ‘Een schoner milieu zonder schade voor de economie’ is nog steeds het streven. En dat allemaal met een klimaat- en transitiefonds voor de komende tien jaar, rekeningrijden in 2030, kernenergie wellicht vanaf 2035, een langjarig Nationaal Isolatieprogramma tot en met 2030, duurzame warmtenetten, alle agrarisch ondernemers versneld naar kringlooplandbouw in 2030 en heel veel meer vakbekwaam personeel. Uiteindelijk wil het kabinet van Nederland een duurzame koploper in Europa maken. Daarom heeft zij de Klimaatwet aangescherpt en is het doel om tenminste 55% reductie van broeikasgassen (BKG) te bereiken in 2030 ten opzichte van de emissies van BKG in 1990. Maar het overheidsbeleid is er op gericht om een reductie van BKG van circa 60% in 2030 te bereiken, zodat we zeker weten dat we het doel van 55% niet missen. De wil is erin ieder geval wel. Nu alleen nog een geplaveide weg.
Samen sterk
Bedrijven in sectoren krijgen in toenemende mate te maken met politiek, consumenten, eindgebruikers, NGO’s en (regionale) overheden die druk uitoefenen om de uitstoot van BKG sterker te reduceren. Het vertaalt zich niet alleen in strengere wet- en regelgeving, maar ook in meer investeringen in technieken die emissies van BKG verminderen.
Veel emissiereductietechnieken vergen veel investeringen. Niet alleen in de techniek zelf, maar bijvoorbeeld ook in de infrastructuur. Een goede aansluiting op het elektriciteitsnetwerk met voldoende capaciteit is bijvoorbeeld een belangrijke randvoorwaarde. Hierin heeft de overheid een belangrijke rol. Sowieso is de overheid in de hele transitie naar netto nul uitstoot richting 2030 en verder richting 2050 onmisbaar. Zo kan zij middels voorlichting, kennisdeling, beleid, subsidies en gerichte investeringen de transitie de nodige stimulans geven en versoepelen. Duidelijk is dat alleen met een goed georkestreerd samenspel tussen private en publieke instellingen en krachtig ingrijpen door alle partijen op korte termijn het 2030-doel haalbaar is. Nu alleen nog een goede orkestleider.
Hindernissen
Welke techniek is echter het meest relevant voor welke sector? Decarbonisatie kan immers op meerdere manieren worden bereikt en de best practice decarbonisatietechniek verschilt sterk per sector. Voor bedrijven in de ene sector is overschakelen naar hernieuwbare energiebronnen of vervanging van brandstoffen het meest kansrijk, terwijl bedrijven in andere sectoren meer profijt hebben van elektrificeren en efficiencymaatregelen. De uiteindelijke keuze wordt bovendien bemoeilijkt door technische factoren, zoals de behoefte aan zeer hoge warmte wat soms moeilijk is met koolstofarme opties. Maar ook economische factoren geven soms weerstand, zoals lage en cyclische winstmarges, kapitaalintensiteit en lange investeringscycli. Ook de nadruk op het opknappen van bestaande installaties (‘brownfield’-investeringen), belemmert radicalere innovatie (‘greenfield’-investeringen). Dan maar beter vasthouden aan een wijsheid uit de golfwereld voor wat positivisme: ’zonder hindernissen wordt alles zo saai’.