Demissionaire kabinet laat klimaat niet in de kou staan


De Miljoenennota 2024 bracht een reeks aanvullingen op bestaande klimaatmaatregelen. Ondanks de demissionaire status van het kabinet Rutte IV bleef deze editie van de Miljoenennota alles behalve klimaatbeleidsarm en kon er toch nog wat klimaatperspectief worden geboden aan ondernemend Nederland voor komend jaar. De initiatieven in de Miljoenennota 2024 sluiten deels aan bij de oproep van bedrijven, instellingen en instanties voor een versnelde en structurele verduurzaming. Voor de maatregelen met grotere impact en nieuwe klimaatinitiatieven moeten we echter wachten op de verkiezingen in november en geduld hebben met de klimaatplannen van een nieuw kabinet. Desondanks kan er komend jaar nog emissiereductiewinst worden geboekt in de grote klimaatsectoren, zoals industrie, elektriciteitssector, gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw. In deze analyse kijken we naar de huidige trend in de emissiereductie en de impact van de klimaatplannen uit de Miljoenennota 2024 op de emissies van klimaatsectoren.
Het klimaat krijgt voldoende aandacht van het demissionaire kabinet in de Miljoenennota 2024
Alle klimaatsectoren zijn gebaat bij onder andere meer stimulerend klimaatbeleid en een verdere opschaling van de publieke en private duurzame investeringen
De klimaatmaatregelen van het demissionaire kabinet om de emissies van BKG te verminderen voor komend jaar zijn aanvullingen op bestaande maatregelen
Voor vernieuwende klimaatinitiatieven moeten we wachten op een nieuw kabinet
Emissies in klimaatsectoren
De grootste aandacht in de Miljoenennota 2024 ging uit naar de koopkrachtontwikkeling en de armoedebestrijding. Voor de armoedebestrijding trekt het demissionaire kabinet komend jaar EUR 2 miljard uit. Ook het klimaat kreeg genoeg aandacht in de Miljoenennota. Ondanks dat belangrijke onderdelen van het klimaatbeleid controversieel zijn verklaard, gaf het demissionaire genoeg klimaatduidelijkheid voor het komende jaar. Voor het nieuwe klimaatbeleid op de grotere thema’s – denk bijvoorbeeld aan de Energiewet of aan de invoering van het rekeningrijden – leveren in potentie veel CO2-winst op, maar alleen een nieuwe coalitie beslist over de uiteindelijke invoering en de exacte uitwerking ervan. Dit laat nog even op zich wachten. De kans bestaat dat er accentverschillen komen in het specifieke milieubeleid voor bijvoorbeeld de landbouw, de mobiliteitssector of de industrie.
Klimaatneutraliteit in 2050 blijft echter de ambitie, ook voor een nieuw kabinet. Om dit doel te bereiken, is echter nog veel klimaatactie nodig in diverse sectoren van de Nederlandse economie. Elk onderdeel van de Nederlandse economie zal aan het klimaatdoel moeten bijdragen. Volgens de eerste voorlopige emissiecijfers van CBS en RIVM/Emissieregistratie (op basis van voorschriften van het Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering van de VN, IPCC) is de uitstoot van BKG in Nederland van alle klimaatsectoren samen met 6% afgenomen in het tweede kwartaal van 2023 ten opzichte van dezelfde periode in 2022. Het is een voortzetting van de emissiereductie van 4% in het eerste kwartaal van 2023 op jaarbasis.
Minder aardgasverbruik door de hoge gasprijzen na de coronapandemie hebben met name bijgedragen aan de afname van de uitstoot van BKG. Vooral in de landbouw (glastuinbouw), industrie (bij het maken van voedingsmiddelen, papier, metaal, bouwmaterialen, chemische en ook aardolieproducten) en bij huishoudens (gebouwde omgeving) heeft een rationalisatie plaatsgevonden in het gasverbruik. De meeste klimaatsectoren laten op jaarbasis een daling in het tweede kwartaal van 2023 zien. De scherpste reductie vond plaats in de elektriciteitssector (-22%), de gebouwde omgeving (-11%) en de industrie (-5%). Volgens het CBS heeft de elektriciteitssector 42% minder elektriciteit geproduceerd uit kolen en 2% minder uit aardgas. In de landbouwsector zijn de emissies op jaarbasis stabiel gebleven in het tweede kwartaal van 2023, terwijl de mobiliteitssector de enige sector is die een toename in de BKG-emissies noteert in het tweede kwartaal van 2023, van maar liefst 8% op jaarbasis. Dit kwam met name door een toename van het benzineverbruik. Het wegvervoer is de grootste vervuiler in de mobiliteitssector. Het is verantwoordelijk voor ongeveer 95% van de totale emissies van de mobiliteitssector. Versnelling van elektrificatie in de mobiliteitssector kent nog obstakels, niet alleen in het personenvervoer, maar ook voor bedrijfsvoertuigen. De betaalbaarheid, de actieradius (met name voor vrachtvervoer), de tankinfrastructuur en de laadinfrastructuur vormen de grootste uitdagingen. Daarmee blijft de mobiliteitsector de meest hardnekkige sector om te decarboniseren. Om de decarbonisatie in deze en ook andere sectoren meer tempo te geven, is gericht en stimulerend klimaatbeleid vaak de drijvende kracht.
Investeringen in duurzaam
Het klimaat krijgt voldoende aandacht van het demissionaire kabinet in de Miljoenennota 2024. Het klimaatbeleid van het huidige kabinet gaat nog steeds uit van een reductie van de emissies met 60% in 2030 ten opzichte van het niveau van de emissies van 1990. Dit ambitieniveau ligt 5%-punt boven het 55% emissiereductiedoel het uitgangspunt van de EU Green Deal. Zo dekt het kabinet zich in tegen eventuele tegenvallers in het 2030-reductiedoel.
Het goede nieuws is dat binnen veel van de economische sectoren van de Nederlandse economie de transitie naar een koolstofarme of –vrije manier van werken inmiddels in volle gang is. Sommige sectoren blijven echter nog achter en daar moeten nog veel BKG-emissies worden verminderd. Deze sectoren zijn gebaat bij onder andere meer stimulerend klimaatbeleid en een verdere opschaling van de publieke en private duurzame investeringen.
Het kabinet wil de investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen of in duurzame energie stimuleren. Hiervoor is sinds eind jaren 90 van de vorige eeuw de Energie Investeringsaftrek (EIA) in het leven geroepen. Via deze regeling kunnen bedrijven fiscaal voordeel behalen als zij investeren in energiezuinige technieken en duurzame energie. Gemiddeld genomen bedraagt het netto fiscale voordeel voor bedrijven ongeveer 12% van het investeringsbedrag. Als zo’n investering – in bijvoorbeeld machines en andere duurzame bedrijfsmiddelen, zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking of in procesefficiency – uiteindelijk gebruik maakt van duurzame energie en/of de CO2-uitstoot vermindert en/of energiezuinig is, dan kunnen bedrijven in de bestaande regeling 45,5% van de investeringskosten aftrekken van de winst. In 2023 is er voor de EIA-subsidiepot EUR 249 miljoen gereserveerd.
De investeringen in materiële vaste activa ten behoeve van bescherming, herstel of verbetering van het milieu nemen toe en daarmee wordt er meer gebruik gemaakt van de EIA. Komend jaar stijgt het EIA-budget met EUR 10 miljoen naar EUR 259 miljoen. Het aftrekpercentage daalt echter naar 40%. Het kabinet blijft – via de EIA-regeling – ook in de jaren tot aan 2028 prioriteit geven aan het stimuleren van investeringen van ondernemers in verdere verduurzaming bij bedrijven.
Verder zal komend jaar ook geïnvesteerd worden in de bescherming tegen hoogwater om overstromingen te voorkomen, waar zowel huishoudens als bedrijfsleven baat bij hebben. In de troonrede werd eveneens aangestipt dat het stikstof- en natuurbeleid zal worden voortgezet, om erger voor de natuur te voorkomen. Hierbij wordt tegelijkertijd meer duidelijkheid gegeven om bijvoorbeeld stilstand in de afgifte van bouwvergunningen voor nieuwbouw te voorkomen en zal meer toekomstperspectief voor de boeren worden geboden.
Sectorspecifieke klimaatplannen
De Klimaatwet legt de nationale klimaatdoelen voor 2030 en 2050 vast. Daaruit komt een Klimaatplan, die in belangrijke mate wordt vormgegeven door het Klimaatakkoord, die op haar beurt tot stand is gekomen met de betrokkenheid van veel private en publieke organisaties, die verschillende belangen vertegenwoordigen. Het vormt daarmee een anker in het klimaatbeleid, hoewel hiervoor uiteraard geen garanties zijn in de politieke arena. Ook kunnen allerlei additionele klimaatmaatregelen worden genomen of aanpassingen worden gedaan bij de bestaande afspraken of maatregelen.
Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) ligt de realisatie van het wettelijke 55%-doel binnen handbereik, als alles meezit. Daarbij geeft het aan dat ‘vertraging door verkiezingen en formatie van een nieuw kabinet (en door eventuele wijzigingen in geagendeerde plannen) een extra bedreiging vormen voor het halen van dit doel. De speelruimte tot 2030 is zeer beperkt.’ In de Miljoenennota 2024 staan allerlei klimaatmaatregelen om de emissies van BKG te verminderen, die we hier per klimaatsector op hoofdlijnen kort toelichten. Voor een integraal overzicht van klimaatmaatregelen per sector, .
Mobiliteit
De mobiliteitssector is één van de sector waar het verminderen van BKG moeizaam gaat. Meer middelen vrijmaken voor investeringen in laadinfrastructuur en andere financiële prikkels (voor bijvoorbeeld huishoudens) helpen hier om de vergroening in de mobiliteitssector meer op gang te krijgen. Om emissievrij rijden te stimuleren zijn voertuigen met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer vrijgesteld van aanschafbelasting (BPM). Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2025. Daarnaast blijven de regelingen zoals de Stimuleringsregeling voor Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) en de Stimuleringsregeling Emissieloze BedrijfsAuto’s (SEBA) ook komend jaar beschikbaar.
De stijging van de BKG-emissies in het tweede kwartaal van 2023 van 8% wordt vooral veroorzaakt door een toename in het benzineverbruik. Die lag namelijk volgens het CBS 12% hoger dan in het tweede kwartaal van 2022. Voor de lange termijn geldt in de mobiliteitssector dat duurzame energiedragers – zoals elektriciteit en waterstof – de kar uiteindelijk moeten gaan trekken. Daarin zal ook komend jaar in worden geïnvesteerd. Een eventuele verhoging van de accijns op benzine heeft tot gevolg dat het aantal autokilometers vermindert. Dat kan een gunstig effect hebben op de BKG-emissies. Zodra de verhoging door een Kamermeerderheid wordt tegengehouden, dan zal het aantal autokilometers minimaal gelijk blijven komend jaar, en daarmee ook de uitstoot van BKG uit de mobiliteitssector.
Gebouwde omgeving
Idealiter wordt verdere verduurzaming van de gebouwde omgeving als eerste aangepakt met meer isolatie van huizen en gebouwen. Pas daarna kunnen duurzame warmteapparaten en -installaties (zoals een warmtepomp of stadsverwarming) het verduurzamingstraject verder versnellen en kan een grotendeels gasvrije gebouwde omgeving worden gerealiseerd. Maar zover is het nog lang niet. Het kabinet had het Nationale Isolatieprogramma opgetuigd met het doel om de verduurzaming in de gebouwde omgeving verder op te schalen. Dit programma wordt verder uitgerold. Voor 2023 en 2024 stelt het kabinet in totaal zo’n EUR 1 miljard ter beschikking aan het Nationaal Isolatieprogramma voor gemeenten. Niet-energiezuinige woningen worden hierbij als eerste aangepakt (dit zijn de woningen met het energielabel E, F en G). Uiteindelijk moet met dit programma in totaal zo’n 2,5 miljoen niet-energiezuinige woningen zijn geïsoleerd tegen 2030.
Daarnaast worden voor andere woningen ook komend jaar subsidies verstrekt voor isolatiemaatregelen zoals vloer-, dak-, spouw- en gevelisolatie en voor vervanging van enkelglas door dubbelglas (HR++ glas) of tripleglas. Ook voor de doe-het-zelvers is subsidie beschikbaar om kosten te besparen bij het isoleren van hun huis, zodat op die manier de schaarse professionals worden ontlast en vooral kunnen worden ingezet voor complexe werkzaamheden. Ook kunnen particulieren komend jaar gebruik maken van de InvesteringsSubsidie Duurzame energie en Energiebesparing (ISDE). Via deze regeling kunnen woningbezitters een tegemoetkoming krijgen voor investeringen in zonneboilers, warmtepompen en energiebesparende isolatiemaatregelen. Verder gaat het kabinet inzetten op emissiearm, circulair en biobased te bouwen en stelt daar ook komend jaar subsidies voor beschikbaar.
Landbouw
Agrarische activiteiten veroorzaken emissies zoals methaan, lachgas (beide veehouderij) en CO2 (voornamelijk glastuinbouw en landgebruik). Het overheidsbeleid blijft erop gericht om deze emissies te reduceren, waarbij ook aandacht is voor slim landgebruik, wat kan helpen om CO2 op te slaan. Doorontwikkeling van bestaande technieken en innovatie in nieuwe technieken blijft onontbeerlijk. Ook hier blijven subsidies voor beschikbaar. Het kabinet blijft zich inzetten voor een duurzame toekomst voor boeren en gaat steun aanbieden bij bedrijfsopvolging.
In de Miljoenennota 2024 staat verder dat het verlaagde tarief voor energiebelasting voor de glastuinbouwsector wordt afgeschaft en bovendien een beperking wordt opgelegd in de vrijstelling van de elektriciteitsopwekking. Deze verlaagde tarieven zijn ooit geïntroduceerd om de belastingdruk op energie in de glastuinbouw gelijk te houden met de belastingdruk op energie in de energie-intensieve industrie. Met de afschaffing hoopt het kabinet de glastuinbouw een prikkel tot verdere verduurzaming te geven, met een verdere vermindering van de uitstoot van BKG. Ook stelt het kabinet voor om per 1 januari 2025 warmte en elektriciteit voor eigen gebruik te belasten met energiebelasting, ook met het doel om verduurzaming te stimuleren. Dit zou vervolgens ook moeten gelden voor de industrie.
Industrie
Ondanks dat de industrie één van de grootste vervuilers is, omarmt het kabinet de sector. Het kabinet stelt namelijk dat ‘een klimaatneutrale, circulaire industrie een nieuwe aanjager kan worden van het verdienvermogen van Nederland.’ Het klimaatbeleid in de industrie is in eerste instantie vooral gericht op de energie-intensieve industrie. Daarin valt namelijk nog een wereld te winnen als het aankomt op BKG-emissiereductie. Met de grote uitstoters van BKG in dit deel van de industrie worden komend jaar maatwerkafspraken gemaakt om de emissies van BKG verder te verminderen en verplaatsing van BKG-uitstoot te voorkomen. Voor de energie-intensieve industrie zijn verder subsidieregelingen (fiscaal en niet-fiscaal) aangescherpt of afgeschaft met betrekking tot het fossiel energiegebruik en zullen er tariefaanpassingen plaatsvinden in de energiebelasting. Hierover zal echter ook het nieuwe kabinet een stem in willen hebben, aangezien deze maatregelen in potentie een negatieve uitwerking kunnen hebben op het vestigingsklimaat in Nederland.
De minimum CO2-heffing is vastgesteld per 1 januari 2023 om zo meer investeringszekerheid te bieden. Per 1 januari 2024 (en vervolgens ook op 1 januari 2025) wordt de heffing verder verhoogd om verduurzaming nog meer te stimuleren. De industrie heeft vele decarbonisatietechnieken tot haar beschikking, waarvan efficiencymaatregelen, verdere elektrificatie, duurzamer grondstoffenverbruik en brandstofvervanging bij de belangrijkste horen. Voor het investeren in deze technieken zijn veel verscheidene subsidies beschikbaar (), die ook komend jaar grotendeels beschikbaar zullen blijven. Het kabinet blijft daarmee inzetten op het realiseren van een CO2-arme en innovatieve industrie op de lange termijn. Verder zal de prijs voor CO2-uitstoot voor de industrie vanaf 2024 worden verhoogd, om zo duurzame investeringen verder te stimuleren. Dit geldt ook voor de elektriciteitssector.
Elektriciteitssector
De vraag naar elektriciteit gaat de komende jaren toenemen, met name door de trend naar elektrificatie die in vele sectoren op gang is gekomen, vooral in de industrie en de mobiliteitssector. Deze sectoren staan voor een grote verduurzamingsopgave en hebben behoefte aan toekomstbestendigheid energienetwerken, met stabiele energie-infrastructuur en -voorziening. Voor de energievoorziening is het daarom noodzaak om af te stappen van fossiele elektriciteitsopwekking en in te zetten op hernieuwbare bronnen. Daar is het beleid ook op gericht. Voor nu en voor de langere termijn. Die hernieuwbare bronnen zijn echter nog relatief beperkt beschikbaar in Nederland en ook de leveringszekerheid ervan vormt een uitdaging voor de toekomstige stabiele energievoorziening. Wat betreft de energie-infrastructuur wordt komend jaar verder geïnvesteerd in de uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet door landelijke en regionale netbeheerders. Dit is een belangrijke voorwaarde voor verdere elektrificatie in de andere sectoren en tegelijkertijd hard nodig om de klimaatdoelen te halen. Daarnaast wordt door het kabinet gestuurd op een landelijk dekkend (slim) laadnetwerk om zo de groei van elektrisch personenvervoer te kunnen faciliteren.