Column

Groene splijtzwam

DuurzaamheidKlimaateconomie

De groene lat ligt hoog. Onze uitdaging is om de komende jaren een Nederlandse economie te vormen die welvaart creëert, werkgelegenheid schept en duurzaam is (en bovenal blijft). Stel je eens voor. In 2050 hebben we een 100% circulaire economie, met 0% afval en ook nog eens overal 100% duurzame energie. Het klinkt zo goed als utopisch. Om dit te bereiken zou er een perfect georkestreerd samenspel moeten plaatsvinden tussen economie en ecologie. Maar de afweging over wat is goed voor onze economie en waar de ecologie het beste op floreert, is delicaat en zorgt soms – of misschien wel iets ‘te vaak’ – voor verdeeldheid.

Spaceship Earth

Economische groei heeft in de afgelopen decennia voor grote rijkdommen gezorgd in met name de ontwikkelde economieën. Het is mede te danken aan de overvloedige natuurlijke hulpbronnen en de mondiale handel daarin. Economische groei wordt echter vaak gelijkgesteld aan welvaartsgroei. Maar diezelfde economische groei heeft door de jaren heen veel druk gezet op het milieu. De grenzen van onze natuurlijke hulpbronnen kwamen in zicht. De (westerse) wereld werd zich bewust van het feit dat groeiende welvaart meer-en-meer ten koste ging van leefomgeving en welzijn.

Kenneth E. Boulding - een Brits-Amerikaans econoom – beschreef het al in 1966 in een notitie, genaamd ‘The Economics of the Coming Spaceship Earth’. Daarin zag hij een wereld die op den duur los zou staan van alle hulpbronnen, simpelweg omdat alle reservoirs van die hulpbronnen leeg zouden zijn. Deze mogelijke nieuwe werkelijkheid gaf hij de naam 'spaceman'-economie mee: de wereld als ruimteschip, zonder enig reservoir tot haar beschikking. Een economie die zijn plaats moet zien te vinden binnen een ecologisch systeem met continue reproductie van materiële vormen. Het komt in de buurt van een 100% circulaire economie, op energie na dan.

De Nederlandse econoom Roelof Hueting heeft in de jaren 70 veel werk verzet om de spanning tussen economie en ecologie in kaart te brengen. Hij stelde zich de vraag: ‘Wat is het milieu ons waard?’ en ontwikkelde een theorie rondom het Sustainable National Income (de SNI, ofwel het Duurzaam Nationaal Inkomen). Ook wereldbankeconoom Herman Daly en collega-econoom John Cobb kwamen eind jaren 80 met een soortgelijke index. Zij creëerde de Index of Sustainable Economic Welfare (de ISEW, ofwel de index voor duurzame economische welvaart). In beide indices kwam het er grosso modo op neer dat het nationale inkomen van een land gecorrigeerd moet worden voor de positieve en vooral ook de negatieve effecten op het milieu. Want per saldo hebben deze milieueffecten ook invloed op ons welzijn en onze welvaart.

Duivels dilemma

Economische groei is nauw verbonden met werkgelegenheid en belastinginkomsten. En het brengt maatschappelijke stabiliteit. Dit is wat we graag willen. Bij geen economische vooruitgang ligt sociale ontwrichting op de loer. Iets dat we graag willen vermijden. Maar per saldo moet de groei steeds meer rekening gaan houden met de grenzen van het milieu. Dit is onontkoombaar, zeker nu. De bestaande belangen zijn overduidelijk, maar de nieuwe belangen winnen aan kracht. De overheid speelt hierin echter een duo-rol, als enerzijds belastinginner en anderzijds als maker van de milieuregels. En juist de overheid is bij machte om een duurzamer sociaaleconomisch systeem op te tuigen dat minder afhankelijk is van groei en meer uitgaat van welzijn. Maar de transitie naar deze manier van economisch denken zal echter ook niet over één nacht ijs gaan.

Deze column heeft op 13 december in de Financiele Telegraaf gestaan onder de titel 'groene splijtzwam'