Publication

CO2-prijs nu nog uitzondering, straks de norm

Macro economyNetherlandsClimate economicsClimate policy
SustainabilityNetherlandsClimate economicsClimate policy

Volgens veel economen is CO2-uitstoot beprijzen de effectiefste manier om klimaatverandering tegen te gaan. CO2-uitstoot beprijzen kan zowel door belasting te heffen op CO2-uitstoot als door een systeem van verhandelbare CO2-emissierechten op te tuigen. Vooralsnog zijn echter maar weinig landen hiertoe overgegaan. Dit is niet omdat een prijs voor CO2 in de praktijk minder effectief is dan economen voorstellen, maar omdat CO2 beprijzen het slotakkoord vormt van een reeks van maatregelen die tezamen de juiste voorwaarden scheppen. Een prijs voor CO2 is dus niet zozeer de voorwaarde voor effectief klimaatbeleid, maar eerder de bekroning van de reeks van klimaatmaatregelen die eraan vooraf zijn gegaan.

Klimaatbeleid in de vorm van CO2-beprijzig stuit helaas op diverse belemmeringen van uiteenlopende aard: politiek, economisch, technologisch, maar ook financieel. Om dit soort belemmeringen te overkomen zijn gelukkig diverse beleidsinstrumenten voorhanden. Die kunnen variëren van regelgeving via geboden, verboden en sectorale afspraken tot financiële prikkels in de vorm van subsidies en aanmoedigend overheidsaankoopbeleid. Ook de ontwikkeling en verspreiding van kennis via R&D-stimulering, informatie en educatie is een geliefd beleidsinstrument.

Studie IMF

In een recente studie naar het klimaatbeleid van G20-landen onderscheidt het IMF in totaal 72 type beleidsinstrumenten, verdeeld over acht subcategorieën. Op basis van een analyse van de door G20-landen aangewende beleidsinstrumenten trekt het IMF een aantal bemoedigende conclusies.

Om te beginnen constateert het IMF dat de landen die overgingen op CO2-beprijzing, voorafgaand daaraan vaak vergelijkbare instrumenten doorvoerden. Hoe groter de reeks al doorgevoerde instrumenten, hoe groter de kans dat ook de laatste stap, de CO2-uitstoot beprijzen, werd gezet. Het IMF constateert verder dat landen die later tot CO2-uitstoot beprijzen overgingen, tevoren minder instrumenten nodig hadden. Landen hebben dus geleidelijk minder tijd nodig om tot CO2 beprijzen over te gaan. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn dat het draagvlak voor klimaatmaatregelen internationaal is gegroeid en dat landen van elkaar leren, zowel qua klimaatbeleid als qua technologische mogelijkheden.

Op de drempel

Wellicht de meest bemoedigende conclusie is dat de landen met de hoogste CO2-uitstoot inmiddels al veel van de aan CO2-beprijzing voorafgaande beleidsinstrumenten hebben doorgevoerd. Dit betekent dat de laatste stap van de beleidsmix, CO2-uitstoot beprijzen, voor die landen in zicht komt. Dat zou een belangrijke stap vooruit betekenen, want de ervaring leert dat de CO2-uitstoot in Europa na introductie van het EUETS, het Europese emissiehandelssysteem, met een kwart daalde, terwijl de CO2-uitstoot in veel andere landen juist verder steeg. CO2 beprijzen heeft dus wel degelijk invloed.

De noodzaak om ook de laatste stap te zetten, zal groeien als het effect van de andere maatregelen op de CO2-uitstoot kleiner wordt. Tot dusver hebben de maatregelen nog wel resultaat. Zo drukten de tijdens de klimaatconferentie in Glasgow getroffen maatregelen de verwachte temperatuurstijging naar 1,8 graden Celsius, terwijl de wereld na de top van Parijs nog afstevende op een stijging van 3,4 graden Celsius. Maar het resultaat zal geleidelijk uitgeput raken.

Hier komt bij dat de druk om de CO2-uitstoot te beperken verder toeneemt. De kans dat de gemiddelde jaartemperatuur met 1,5% stijgt, is volgens de Wereld Meteorologische Organisatie inmiddels opgelopen tot fifty-fifty. Veel tijd om te wachten totdat CO2 beprijzen de norm wordt, is er dus niet. (Philip Bokeloh)