Publication

De week van vakantiegeld bij dalende koopkracht, goede arbeidsomstandigheden en koopjesjagen

Macro economieNederland

Het NIBUD signaleert dat vakantiegeld al lang niet meer alleen aan vakanties wordt besteed, maar ook om de dalende koopkracht op te vangen. Verder over gunstige arbeidsvoorwaarden en een prettige werkomgeving zijn cruciaal om zittende werknemers te behouden. Tot slot consumenten zijn nog niet aan het koopjesjagen bij supermarkten.

Vakantiegeld gebruikt om dalende koopkracht op te vangen?

Het NIBUD signaleert dat vakantiegeld al lang niet meer alleen aan vakanties wordt besteed. In 2019 bleek al dat er sinds 2015 een lichte toename is in het gebruik van de vakantietoeslag voor het aflossen van schulden of betalingsachterstanden. In 2015 besteedde 12% van de mensen daar hun vakantiegeld aan, in 2019 was dat 18%. Dit kwam het vaakst voor bij ondermodale huishoudens, die ook nog eens hun vakantiegeld vaker aan huishoudelijke uitgaven besteedden.

Hoewel het NIBUD sinds 2019 geen nieuwe data hierover heeft gepresenteerd, signaleren ze dat de hoge inflatie van dit moment deze trend versterkt. En dat sluit inderdaad aan bij wat budgetcoaches en schuldhulpverleners hierover zeggen. De komende maanden kunnen data dit bevestigen. De meeste Nederlandse huishoudens ontvangen deze en volgende week hun vakantiegeld, vaak 8% van het jaarloon. Met name in de maanden juni, juli en augustus zou dan moeten blijken dat er minder vakanties geboekt worden en meer schulden worden afgelost.

Daarbij zeggen gemiddelden niet zo veel. Er is een differentiatie tussen inkomensgroepen te verwachten – mogelijk gaan lage inkomens minder vaak op vakantie, maar gaan hoge inkomens juist vaker nu er geen reisrestricties meer zijn. Maar dat lage en middeninkomens op de één of andere manier copingstrategieën ontwikkelen om de dalende koopkracht op te vangen, is zeker. Eerder signaleerden we al dat consumenten in de supermarkt naar huismerken switchen, maar nog niet gaan koopjesjagen. De komende maanden zullen laten zien welke copingstrategieën er nog meer ontstaan en of vakantiegeld gebruiken daar één van is. (Piet Rietman)

Als het werk over de schoenen loopt

De arbeidsmarkt is bijzonder gespannen. Dankzij de verdere toename van het aantal banen zakte de werkloosheid in het eerste kwartaal van dit jaar naar 3,5%, het laagste niveau sinds het begin van de reeks in 2003. Ook het aantal vacatures steeg gestaag met 59.000 naar 451.000 eind maart. Inmiddels staan er tegenover elke 100 werklozen 133 vacatures uit. Bij een dergelijke spanning is het lastig om geschikt personeel te vinden en zullen werkgevers extra hun best moeten doen om zittende werknemers te behouden. Gunstige arbeidsvoorwaarden, maar ook een prettige werkomgeving zijn daarvoor cruciaal.

Bij een prettige werkomgeving staat veiligheid voorop. Met de fysieke veiligheid op de werkvloer gaat het de laatste jaren gelukkig steeds beter. Het percentage werknemers dat een lichamelijk ongeval op het werk heeft, neemt af, deels ook omdat het aandeel werknemers dat fysiek belastend werk verricht, daalt. Met de mentale veiligheid is het echter minder goed gesteld. Een groeiend aantal werknemers kampt met geestelijk letsel. Zo groeit het aantal werknemers met een burn-out. Dit tast hun welzijn aan en hun fysieke gezondheid, want stress is een belangrijke oorzaak van hart- en vaatziekten. De toename van het aantal burn-outklachten leidt per saldo tot een hogere zorgvraag, meer verzuim en zet een rem op de productiecapaciteit. Het is dus zaak dat werkgevers meer aandacht schenken aan mentale veiligheid.

De traditionele criteria voor een gezonde werkomgeving zijn de werkplek en de werktijden. Maar deze criteria vormen geen goede indicatie voor de voldoening die werknemers uit hun baan halen. Deze criteria zijn daar weliswaar een minimumvoorwaarde voor, maar dragen er niet aan bij. Wat er wel aan bijdraagt, is de inhoud van het werk. Een passend takenpakket zorgt voor een grotere intrinsieke motivatie. Waar werknemers verder voldoening uit halen zijn de sociale relaties met collega’s en leidinggevenden. Werknemers voelen zich meer betrokken bij hun werk als zij erkenning krijgen en zich verbonden voelen met anderen. Taakinhoud en sociale relaties dragen respectievelijk voor 34% en 17% bij aan werkvreugde. Werkgevers die hun personeel tevreden en gezond willen houden, dienen zich daar dus meer op te focussen.

Hoe staat het met de werktevredenheid in Nederland? Uit onderzoek blijkt dat werknemers de laatste jaren tevredener zijn geworden over hun werk en de omstandighedenwaaronder zij hun baan verrichten. Zij geven aan minder werkdruk te ervaren en meer zelfstandigheid te krijgen. Zij kunnen zelf beslissingen nemen en het tempo en de volgorde van hun werk bepalen. Ook zijn zij minder vaak slachtoffer van intimidatie, pesten, lichamelijk geweld en ongewenste seksuele aandacht van collega’s en klanten. Hier staat tegenover dat het werk een grotere emotionele belasting met zich meebrengt en dat werknemers vaker psychische vermoeidheid ervaren. Het gevaar daarvan groeit als werk en privé uit balans zijn, iets wat relatief veel voorkomt bij ouders met jonge kinderen. Een goede werkgever heeft dus niet alleen oog voor de werkvloer, maar ook voor wat daar gebeurt en voor de situatie thuis. (Philip Bokeloh)

Consumenten nog niet aan het koopjesjagen bij supermarkten

Hoewel onderzoek van GfK aangeeft dat consumenten overstappen van A-merk naar huismerk, zijn consumenten nog niet aan het koopjesjagen tussen verschillende supermarkten. Het aantal verschillende supermarktketens die consumenten per maand bezoeken, is vergelijkbaar met eerdere maanden. Ook het percentage consumenten dat verandert van “hoofdsupermarkt” is stabiel (ongeveer 20%). Dit blijkt uit de geanonimiseerde pinbestedingen van particuliere klanten van ABN AMRO. Voedingsprijzen zijn in april weer flink gestegen; 8,5 procent ten opzichte van april 2021. Omdat ook de energieprijzen fors zijn toegenomen, is de verwachting dat consumenten hun consumptiepatroon gaan aanpassen. Met name de lagere inkomens voelen de gestegen energie- en voedingsprijzen direct omdat deze een groot deel van hun bestedingen uitmaken.

Het panel klanten van ABN AMRO dat elke maand minstens 50 euro aan boodschappen uitgeeft van januari 2018 tot en met april 2022 laat zien dat consumenten tijdens de coronapandemie meer zijn gaan besteden in supermarkten met uitschieters in de feestmaand december. De februarimaand is typisch een maand waarin minder aan boodschappen wordt besteed. Dit komt omdat deze maand minder dagen telt dan de andere maanden.

Voor deze analyse hebben we gekeken naar inkomen uit loon (salaris), inkomen uit uitkeringen (werkloosheidswet en bijstand) en inkomen uit pensioen. Zelfstandigen en eenmanszaken zijn buiten beschouwing gelaten. Uitgesplitst naar inkomen blijkt dat tijdens de coronacrisis vooral de hogere inkomens meer zijn gaan besteden in de supermarkten. Zij gingen voor de coronapandemie vaker naar restaurants en compenseerden de verplichte sluiting van de horeca door luxere producten in supermarkten aan te schaffen.

Koopjesjagen

Zodra consumenten op zoek gaan naar aanbiedingen bij verschillende supermarkten zal het gemiddeld aantal supermarkten dat bezocht wordt toenemen. Sinds 2018 bezoeken consumenten gemiddeld ongeveer drie supermarkten per maand; voor hogere inkomens ligt het aantal iets hoger dan voor lagere inkomens. Het aantal is de afgelopen maanden niet toegenomen en ligt nog rond de drie. Dit wijst erop dat consumenten niet meer zijn gaan koopjesjagen dan anders.

Een andere manier om te beoordelen of consumenten op zoek gaan naar goedkopere alternatieven is te kijken of ze veranderen van hoofdsupermarkt. Dit is de supermarkt waar het grootste bedrag per maand wordt besteed. We zouden dan verwachten dat de nieuwe hoofdsupermarkt vaker goedkoper dan duurder is.

En inderdaad veranderen meer consumenten met lagere inkomens van hoofdsupermarkt. Zij zijn al vaker op zoek naar aanbiedingen in verschillende supermarkten, ook in de afgelopen jaren. Uit de data blijkt dat in de afgelopen maanden voor alle inkomensgroepen dit patroon ondanks de forse prijsstijgingen van voeding niet significant veranderd is. Wel zien we een opleving in de tweede helft van 2021. Maar omdat deze niet doorzet is dit waarschijnlijk niet toe te schrijven aan de inflatie, maar aan een andere oorzaak. Ook in andere jaren neemt rond juli en augustus namelijk het percentage consumenten toe dat van hoofdsupermarkt wijzigt. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door mensen die in Nederland op vakantie gaan. Zij zullen hun boodschappen bij een andere supermarkt doen.

Conclusie

Het is, zoals eerder onderzoek van GfK liet zien, goed mogelijk dat als eerste reactie op de inflatie consumenten overstappen van A-merk naar huismerk. Pas als de inflatie nog meer in de portemonnee gevoeld wordt, volgt een tweede stap waarbij meer huishoudens op zoek gaan naar koopjes in verschillende supermarkten. Die tweede stap is nog niet bereikt door de gemiddelde consument in verschillende inkomensgroepen.

Met betrekking tot de laagste inkomens is er daarbij wel een kanttekening te plaatsen. Bij deze inkomensgroep komt contant betalen vaker voor terwijl onze data alleen pinbetalingen betreft. Ook kan het zijn dat consumenten die geen saldo meer hebben op de lopende rekening met de creditcard hun boodschappen afrekenen.