Economische verwevenheid met China in beeld gebracht


In een recente publicatie duikt het CPB en CBS in de handelsrelatie tussen Nederland/EU en China, om voordelen en risico’s van grotere globalisering en verwevenheid uit te lichten.
In de is de invoer van Nederland uit China gestegen naar 42 miljard euro in 2020. Meer dan de helft van deze invoer heeft betrekking op goederen gebruikt voor wederuitvoer. Dit zijn de goederen die Nederland binnen worden gebracht maar na korte termijn weer doorgevoerd worden naar een ander land. Goederen uit China worden ingezet binnen de gehele economie. Naast deze directe invoer uit China, is er ook indirecte invoer. Nederland voert via traditionele handelspartners zoals Duitsland, VS en Frankrijk ook goederen en/of diensten in.
Daarnaast is ook de uitvoer van Nederland naar China gestaag toegenomen, tot 18 miljard euro in 2020. Deze uitvoer betreft voornamelijk de industriële sector, waarvan voedings- en genotmiddelen, machine- en chemische industrie de grootste zijn. De meeste verdiensten van uitvoer naar China worden gehaald in de sectoren: groothandel en handelsbemiddeling, zakelijke dienstverlening en machine-industrie, waarvan de eerste twee voornamelijk verdienen met indirecte export. Al deze intensieve handel leidt tot werkgelegenheid in Nederland: zo’n 66 duizend fte in 2020 (voorlopige cijfers van het CBS); de zakelijke dienstverlening, de groothandel en handelsbemiddeling en de machine-industrie scoren op dit vlak het best.
De scenario-analyse van het CPB, waarin wordt gekeken naar wat er gebeurd zou zijn als de handel tussen EU en China niet zo’n vlucht had genomen sinds het begin van deze eeuw (toen China tot de WTO toetrad), neemt als alternatief een scenario waarin de import- en exporttarieven tussen de EU en China met 25%-punt verhoogd zijn. Dit brengt verschillende aspecten aan het licht. Dat komt ten eerste doordat bijna alle Nederlandse bedrijfstakken verweven zijn met China – direct of indirect. Aangezien Nederland een open economie is, behoort Nederland volgens de studie samen met Oost-Europa, Finland en Zweden tot de EU-landen die het sterkst met Chinese productieketens zijn verweven. Nederland profiteert dan ook relatief veel van de handel met China. Zo vond de studie dat de verandering naar lagere invoertarieven heeft geleidt tot 2.6% meer uitvoer voor Nederland tegenover 1.8% meer uitvoer voor het EU gemiddelde.
Die verwevenheid heeft ook een keerzijde. Ter illustratie, in 2014 besloot de Chinese overheid (tijdelijk) regels te stellen aan het uitvoeren van zeldzame aardmetalen. Als reactie hierop financiert de EU het recyclen van producten waarin deze metalen te vinden zijn. Daarnaast leidt minder handel tot hogere (tijdelijke) transactiekosten en het opschalen van productiecapaciteit, wat ten koste kan gaan van capaciteit in een andere sector.
Tot slot geeft de een afweging mee. Enerzijds heeft de hogere economische verwevenheid met China bijgedragen aan een hogere economische groei in Nederland (inclusief een groter productaanbod tegen lagere prijzen). Anderzijds heeft China meer economische macht gekregen, kan het sancties inzetten en kunnen er ongewenste strategische afhankelijkheden ontstaan. Al met al maakt de studie duidelijk dat aan het afbouwen van sommige van deze afhankelijkheden, ook al kunnen ze politiek wenselijk zijn, een prijskaartje hangt.