Inkomens redelijk gelijk verdeeld, vermogens beduidend schever


Sinds de publicatie van Thomas Piketty’s ‘Kapitaal in de 21e eeuw’ is de aandacht voor economische ongelijkheid sterk gegroeid. De mate van ongelijkheid lezen economen af aan de hand van de Gini-coëfficiënt van de inkomensverdeling. Bij een volledig gelijke verdeling bedraagt deze coëfficiënt 0, bij een volledig ongelijke verdeling 1. In Nederland schommelt de Gini-coëfficiënt de afgelopen tien jaar rondom een waarde van 0,29, wat relatief beperkt is. Andere landen hebben veelal hogere waardes. Ook als naar andere maatstaven voor de inkomensverdeling wordt gekeken, komt Nederland verhoudingsgewijs goed uit de bus.
Om economische ongelijkheid te meten is echter ook de vermogensverdeling van belang. De daarvan schommelde de afgelopen tien jaar rondom een waarde van 0,78, veel hoger dan bij de inkomensverdeling. Toch is de vermogensongelijkheid minder scheef dan dit cijfer doet vermoeden. Dat komt doordat het bij opgebouwde collectieve pensioenvermogen van in 2021 ruim EUR 1.700 mld buiten beschouwing is gelaten, omdat dit bedrag niet aan individuele huishoudens valt toe te rekenen. Indien dit vermogen wel bij de berekening zou worden meegenomen, zou de Gini-coëfficiënt waarschijnlijk lager uitvallen.
Het van alle huishoudens samen was in 2021 EUR 2.964 mld groot. Daarvan zat EUR 508 mld in financiële titels, EUR 1.881 mld in onroerend goed en EUR 575 mld in overige bezittingen in bedrijven. Hier stond voor EUR 891 mld aan schulden tegenover, vooral bij hypotheken, zodat het gezamenlijk netto vermogen op EUR 2.075 mld uitkwam. Het gemiddelde vermogen per huishouden bedroeg EUR 261.000, met aan kop (EUR 1.633.000) en Kerkrade als hekkensluiter (EUR 105.000). Door de scheefheid van de vermogensverdeling ligt het vermogen van een doorsnee huishouden veel lager, op EUR 87.000.