Speerpunt van de nieuwe Europese Commissie is verbetering van het concurrentievermogen. De leidraad daarbij is het onlangs gepubliceerde rapport van Mario Draghi. Europese lidstaten moeten meer investeren in innovatie, hun beleid onderling coördineren en het kennis-, mededingings-, handels-, industrie- en veiligheidsbeleid integreren.
Verbetering concurrentievermogen speerpunt Europese Commissie
De recent door Ursula Von der Leyen nieuw geformeerde Europese Commissie heeft als speerpunt verbetering van het Europees concurrentievermogen. De leidraad daarbij is het onlangs gepubliceerde rapport van Mario Draghi. Dat geeft een analyse van de oorzaken van het achterblijvende concurrentievermogen, de nadelige gevolgen daarvan en de maatregelen die nodig zijn om de neerwaartse trend te keren. Daarbij staan volgens Draghi niets minder dan fundamentele Europese waarden op het spel. Voorspoed, gelijkheid, vrijheid en democratie in een schone, duurzame omgeving zijn volgens de voormalig ECB-president niet langer gewaarborgd als de Europese economie verder achteropraakt. Zijn rapport volgt op een reeks eerdere analyses over hetzelfde onderwerp. Het rapport onderscheidt zich doordat het veelomvattender, verstrekkender en gedetailleerder is. Beleidsmakers zullen er de komende jaren daarom niet omheen kunnen. Maar wat staat er zoal in het rapport en waar liggen de grootste uitdagingen ten aanzien van de daarin voorgestelde maatregelen?
Europa’s fundamentele waarden staan op het spel
Draghi begint zijn rapport over het Europees concurrentievermogen met een probleemschets. De geopolitieke omgeving is minder vriendelijk dan voorheen en de handelsspanningen lopen op. Mede doordat Europa voor haar grondstoffen afhankelijk is van andere landen liggen de energielasten structureel hoger dan in de VS en China. De voorbije decennia groeide de economie nog dankzij de toenemende vraag in Azië en de toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen. Maar tegenwoordig ondervinden Europese bedrijven juist veel concurrentie uit Azië en droogt het reservoir extra werknemers op. Als de vergrijzing doorzet, dreigt er krimp in plaats van groei van de beroepsbevolking. Europa’s enige uitweg om economisch te groeien is de productiviteit verhogen. In vergelijking met de VS is de productiviteitsgroei echter al jaren laag. Dit komt doordat Europa gespecialiseerd is in sectoren die minder innovatief zijn en relatief weinig in kennis- en technologieontwikkeling investeren. Daarnaast wordt de productiviteitsgroei gehinderd door tekortschietende vaardigheden bij werknemers, complexe regelgeving en trage besluitvorming.
Wat zijn de onderliggende problemen?
Innovatievermogen blijft achter
Europa blijft volgens het rapport achter qua innovatievermogen. Lange tijd had Europa een comparatief voordeel op het terrein van groene technologie, maar ook op dat terrein wordt het steeds vaker uitgedaagd. Er wordt in Europa wel geïnnoveerd, maar dan vooral in sectoren met een lage R&D-component, zoals de auto-industrie. Europa telt nauwelijks mee als het gaat om digitale innovaties in de ICT-sector, waar de R&D-uitgaven hoog zijn en de innovaties vaak bredere toepassingsmogelijkheden kennen en daardoor waardevoller zijn. In Europa liggen de R&D-uitgaven van de particuliere sector gemiddeld lager dan in de VS, terwijl die van de overheid er iets hoger liggen. Jammer is dat die publieke middelen nauwelijks worden gebundeld, waardoor er overlap is bij de besteding en kansen om schaalvoordelen te behalen onbenut blijven. Vanwege het gebrek aan afstemming tussen de lidstaten leveren de publieke middelen uiteindelijk minder op dan mogelijk zou zijn bij een onderling beter gecoördineerd beleid.
Vaardigheden werknemers schieten tekort
Europese bedrijven moeten daarnaast erg hun best doen om werknemers te vinden met de juiste vaardigheden. De eisen die aan werknemers worden gesteld, zijn door technologische verschuivingen veranderd. Met name digitale vaardigheden zijn belangrijker geworden, een verschuiving die in de toekomst zal doorzetten. Ook de vraag naar ‘groene’ vaardigheden zal toenemen als de verduurzaming van de economie meer vorm krijgt. Deze ‘dubbele transitie’ betekent dat de behoefte aan STEM-afgestudeerden verder groeit. Maar de hieronder vallende studierichtingen technologie, techniek en wiskunde zijn matig populair bij Europese studenten. Andere uitdagingen voor Europa zijn de vergrijzende beroepsbevolking te ondersteunen bij het up-to-date te houden van hun vaardigheden en jongeren uit lagere sociaaleconomische milieus de kans te geven om hun talenten te ontwikkelen. Het laatste gebeurt nu nog te weinig. Europa trekt onvoldoende geld uit voor onderwijs en er zijn grote verschillen in de onderwijsbudgetten tussen de lidstaten.
Europa investeert te weinig
Verder wordt er in Europa weinig geïnvesteerd, ondanks het hoge spaarniveau. Een aanzienlijk deel van de Europese besparingen verdwijnt naar investeringsmogelijkheden elders. Het Europese financiële stelsel is bovendien niet goed in staat om kapitaal naar risicovolle investeringen te dirigeren. De Europese kapitaalmarkt is te gefragmenteerd en te ondiep, want vergeleken met haar Amerikaanse evenknie is het handelsvolume beperkt. Bij gebrek aan een goed ontwikkelde, geïntegreerde kapitaalmarkt zijn Europese bedrijven voor hun financiering afhankelijk van banken, die vanwege hun publieke nutsfunctie en de manier waarop zij funding aantrekken minder goed zijn toegerust op het verstrekken van risicovol kapitaal. Dit geldt in Europa nog meer dan in de VS, doordat de Europese regels voor securitisatie van leningen door banken strenger zijn dan de Amerikaanse.
Mededingingsbeleid staat schaalvoordelen in de weg
Europese bedrijven hebben ook last van de regelgeving voor fusies en overnames. Draghi onderschrijft het belang van vrije en eerlijke concurrentie. Dat is immers een noodzakelijke voorwaarde om consumenten en bedrijven te beschermen tegen misbruik van economische machtsposities, om prijzen laag te houden en om innovatie aan te zwengelen. Tegelijkertijd denkt hij dat innovatie juist wordt belemmerd als Europese bedrijven niet de kans krijgen om de schaalgrootte te bereiken die nodig is om de investeringen in innovatie te rechtvaardigen. Daardoor zijn ze niet opgewassen tegen Amerikaanse en Chinese concurrenten, die die kans wel krijgen. Met het oog op strategische doelen zijn het mededingings-, internationale handel- en industriebeleid daar namelijk sterker geïntegreerd. Voorbeelden hiervan ziet Draghi vooral bij sectoren met een sterk innovatief karakter, zoals ICT, waar bedrijven zich van concurrenten onderscheiden door schaalgrootte en innovatie in plaats van door lage prijzen.
Stroperige besluitvorming en complexe regelgeving
Tot slot wordt het Europees concurrentievermogen belemmerd door de stroperige besluitvorming en regelgeving. Politiek gezien is Europa nog altijd een lappendeken. De afzonderlijke lidstaten hebben de mogelijkheid een veto uit te spreken, zodat ze onevenredig veel invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming. Als gevolg daarvan komen politieke besluiten moeizaam tot stand. Hier komt nog eens bij dat lidstaten ruimte hebben om uitzonderingen te bedingen en om aanvullende eisen te stellen boven op de regels die vanuit Brussel worden opgesteld, met als resultaat dat de gemeenschappelijke markt hooguit op papier bestaat. Door de verschillen in regelgeving en belastingen lopen de kosten voor bedrijven om nieuwe markten te betreden op. Bij gebrek aan doorgroeimogelijkheden, blijven potentiële schaal- en specialisatievoordelen onbenut en hebben bedrijven moeite om risicokapitaal aan te trekken. Bovendien zijn de lidstaten niet goed in staat om hun collectieve belangen te behartigen en bij internationale gelegenheden hun gezamenlijke gewicht in de schaal te leggen, bijvoorbeeld bij de inkoop van grondstoffen. In die zin bokst Europa onder zijn gewicht.
Welke maatregelen zijn er nodig om het tij te keren?
Het innovatievermogen verbeteren
Draghi komt met allerlei aanpassingen om het Europees concurrentievermogen te herstellen. Als er meer Europese universiteiten in de top in plaats van de middenmoot meedoen, zal het innovatievermogen verbeteren. De deur voor buitenlands talent moet worden opengezet en onderzoekers dienen meer mogelijkheden te krijgen om hun innovaties te vercommercialiseren, bijvoorbeeld door verbeterde toegang tot risicodragend kapitaal. Een eerste aanzet daartoe is de oprichting van een op het Amerikaanse ARPA geïnspireerd bureau, dat disruptief onderzoek stimuleert en de doelen daarvoor vaststelt. Verder zullen de prikkels voor commercialisatie van innovatie toenemen als het royalty- en patentsysteem op de schop gaat en ondernemen financieel aantrekkelijker wordt.
Werknemers met de juiste vaardigheden trainen
De inzetbaarheid van werknemers kan volgens Draghi worden verbeterd als er data wordt verzameld over de vereiste vaardigheden. Dit soort data, die er komt als werkgevers, vakbonden en onderwijsinstellingen intensiever samenwerken, helpt lesprogramma’s beter te laten aansluiten op de arbeidsmarkt. Daarnaast is het zaak om het volwassenenonderwijs uit te breiden, zodat werknemers zich tijdig kunnen laten om- en bijscholen en kunnen blijven participeren. Als de lidstaten er bovendien in slagen om hun curricula en diploma’s te harmoniseren, dan draagt dat bij aan de arbeidsmobiliteit binnen Europa.
Meer investeren, zowel privaat…
Europa zal daarnaast veel meer moeten investeren. Draghi denkt aan een bedrag van jaarlijks EUR 800 mld over de periode 2025-2030. In totaal moeten de investeringen met zo’n 5 procentpunt omhoog, van 22 naar 27 procent van het bbp. Dit hogere investeringsniveau is nodig om de energietransitie te versnellen, zodat Europa voor haar energievoorziening minder afhankelijk en kwetsbaar wordt, om leidend te worden bij digitale- en doorbraaktechnologieën, en om te investeren in defensie en veiligheid, zodat Europa minder kwetsbaar wordt. Om de middelen die daarvoor nodig zijn bij elkaar te brengen, dient de kapitaalmarktunie te worden uitgebreid. Belangrijke stappen daarbij zijn de samenvoeging van toezicht, de verruiming van mogelijkheden voor venture capital en securitisatie door banken en de ontwikkeling van de tweede en derde pensioenpijler.
…als publiek
Cruciaal voor de ontwikkeling van de kapitaalmarktunie is de creatie van een Europese schuldtitel, dat bedrijfsobligaties uniform helpt te beprijzen, als veilig onderpand bij transacties dient en zo bijdraagt aan de liquiditeit, waardoor de euro een aantrekkelijkere reservevaluta wordt. Die veilige liquide Europese schuldtitel kan er komen als de Europese lidstaten gezamenlijk schuld uitgeven, zoals bij het pandemienoodfonds. De middelen die het daarmee tot beschikking komen, kan de EU vervolgens inzetten voor innovatie. Het is namelijk te optimistisch om ervan uit te gaan dat alle daarvoor vereiste middelen vanuit de private sector zullen komen. Als het inderdaad lukt om de productiviteit te stimuleren, dan kunnen de lasten van de gezamenlijk uitgegeven schuld volgens Draghi grotendeels worden gedekt door het economische voordeel dat de investeringen opleveren.
Beleid integreren en coördineren
Verder stelt Draghi voor het mededingingsbeleid te wijzigen. Mededingsautoriteiten dienen bij de beoordeling van fusies en overnames behalve naar de prijsgevolgen voor afnemers, ook naar het toekomstige effect op innovatie te kijken. Daarnaast zouden zij met oog op de gespannen geopolitieke verhoudingen en de internationale kwetsbaarheid voor kritische grondstoffen en halffabricaten ook defensieveiligheid en leveringszekerheid in hun analyse moeten opnemen. Dit geldt ook voor de verstrekking van overheidssubsidies. In het kort komt het erop neer dat Draghi mededingings-, industrie-, handels-, veiligheids- en innovatiebeleid ex ante met elkaar verbindt en daar ex post controles aan toevoegt om eventueel misbruik te voorkomen. Dat is een flinke ommezwaai ten opzichte van het huidige beleid.
Besluitvorming vereenvoudigen en regeldruk verminderen
De besluitvorming in Europa kan worden vereenvoudigd door besluiten in de EU-raad niet meer op basis van unanimiteit te nemen, maar op basis van gekwalificeerde meerderheden. Dit voorkomt dat stemmingen gekaapt worden door een veto. Daarnaast is het zaak dat besluiten op het juiste niveau worden genomen. Het subsidiariteitsprincipe dient volgens Draghi leidend te zijn: alleen centraal als het niet decentraal kan. Het centrum, Brussel dus, moet terughoudend zijn regels op te leggen. Tegelijkertijd moeten de lidstaten terughoudend zijn met centraal vastgelegde regels lokaal aan te passen en aan te vullen, want alleen dan valt fragmentatie van de gemeenschappelijke markt en de alsmaar toenemende regeldruk te doorbreken.
Kanttekeningen bij Draghi’s voorstellen voor maatregelen
Verschil in prioriteiten
Op Draghi’s rapport is kritiek gekomen. Hoewel de energietransitie topprioriteit krijgt, is er commentaar vanuit groene hoek dat de rol van ecosystemen onderbelicht zijn. Wat ook niet goed valt, is dat het onduidelijk is welke stakeholders aan tafel zaten bij de opstelling van het rapport. Draghi’s idee dat de lidstaten meer waar voor hun geld kunnen krijgen als zij hun defensieaankopen coördineren en de defensie-industrie integreren, stuit weer tegen de borst bij nationalistisch georiënteerde kringen, die Europese samenwerking sowieso niet zien zitten en gruwen van het idee van stemmen met kwalitatieve meerderheden.
Politieke hobbels
Daarnaast zijn er nog andere politieke hobbels. De opdracht om de tweede en derde pensioenpijler uit te breiden, kan door de forse verschillen in de omvang ervan tussen de lidstaten licht uitvallen, maar ook heel zwaar. Nederland zit bijvoorbeeld goed. Maar Frankrijk zal geen groot voorstander van dit idee zijn. Daarnaast is het de vraag of gezamenlijke schulduitgifte een voldoende voorwaarde is om een veilig, liquide Europese schuldtitel te creëren. De lage risicopremie die daarbij past, zal er namelijk pas komen als Brussel ook belasting mag heffen, want gelet de hogere liquiditeitspremie worden Eurobonds op financiële markten eerder als SSA-obligaties dan als Sovereign Bonds behandeld. Gezamenlijke schulduitgifte ligt lastig, gezamenlijke belastingheffing zo mogelijk nog meer.
Economisch de beste keuzes?
Dan zijn er nog economische twijfels. Zijn de voorstellen ten aanzien van digitalisering niet te veel op de hardware en infrastructuur gericht en te weinig op content? Openen aanpassingen van het royalty- en patentsysteem niet de deur voor privatisering van met publieke middelen gefinancierd onderzoek? En in hoeverre werken de investeringen inflatie-opdrijvend? Zo ja, dan nodigen de extra investeringen uit tot een krapper monetair beleid van de ECB en werken begrotings- en monetair beleid elkaar tegen, tenzij er op andere terreinen wordt bezuinigd. Misschien wel het grootste punt van discussie is of de belangen van consumenten niet ondersneeuwen als bij het mededingingsbeleid andere aspecten worden meegenomen dan de prijs voor afnemers en als schaalvergroting een doel op zich wordt. Want welk gewicht krijgen die andere aspecten dan precies en hoe valt ex post te controleren of er geen misbruik van concessies is gemaakt? De handelsbarrières tussen lidstaten wegnemen en de regels gelijktrekken, is waarschijnlijk een effectievere manier om innovatie en schaalvergroting te stimuleren.
Toch ook support voor coherent Draghi-plan
Afgezien van deze kritische noten kunnen de door Draghi aangedragen voorstellen ook op instemming rekenen. Het is goed als Europa zich bewust is van de onderlinge afhankelijkheden tussen mededingings-, industrie-, handels- en veiligheidsbeleid en strategische keuzes beter coördineert, bijvoorbeeld door -zoals Draghi voorstelt- partnerschappen te sluiten met leveranciers en gezamenlijke inkoop van grondstoffen en andere voor de economie cruciale producten. Draghi’s voorstellen zijn over het algemeen goed doordacht en praktisch uitvoerbaar. Helemaal nieuw zijn ze niet, want de meeste voorstellen zijn al eerder voorbij gekomen. Maar de grootste winst zit er in dat Draghi de benodigde aanpassingen in samenhang met elkaar voor het voetlicht brengt. Daarmee krijgen ze meer gewicht in de discussie over de toekomst van Europa. Een belangrijke discussie, want er staat veel op het spel. Als de Europese lidstaten met elkaar samenwerken en hun beleid beter op elkaar afstemmen en coördineren, dan kunnen zij met dezelfde middelen meer bereiken en een hoge levensstandaard voor hun burgers blijven waarborgen.