Nieuwe NGFS scenario’s


NGFS brengt bijgewerkte en verbeterde klimaatscenario’s uit. Resultaten tonen aan dat onmiddellijke actie het minst kostbaar is op de lange termijn. Gebruik van koolstofopbrengsten voor overheidsinvesteringen werkt het best om het effect van de koolstofprijs op het BBP te beperken.
NGFS brengt bijgewerkte en verbeterde klimaatscenario's uit
Op 6 september heeft het Network for Greening the Financial Sector (NGFS) de derde jaargang van zijn klimaatscenario's uitgebracht. Deze nieuwe versie bevat updates van de BBP- en bevolkingstrajecten en de meest recente klimaattoezeggingen die zijn gedaan tijdens de VN-klimaatconferentie (COP26) in november 2021. Voor het eerst bevatten de scenario's prognoses van de potentiële verliezen door extreme weersomstandigheden (acuut fysiek risico, met name cyclonen en rivieroverstromingen) als aanvulling op de gevolgen voor de macro-economie van het chronische fysieke risico (trendmatige veranderingen in de landbouw- en arbeidsproductiviteit als gevolg van temperatuurveranderingen) in de vorige versie. De scenario's omvatten ook de meest recente trends op het gebied van technologieën voor hernieuwbare energie en belangrijke mitigatietechnologieën. Bovendien wordt de transitie in bepaalde sectoren in meer detail weergegeven. De scenario’s houden nog geen rekening met de oorlog in Oekraïne.
NGFS-scenario's in het kort
De NGFS-scenario's zijn ontwikkeld om een gemeenschappelijk uitgangspunt te bieden voor de analyse van klimaatrisico's voor de economie en het financiële systeem. Het NGFS kent zes scenario's in drie categorieën: ordelijk, onordelijk en hot house world. Ordelijke scenario's gaan ervan uit dat klimaatbeleid vroeg wordt ingevoerd en geleidelijk strenger wordt. In de ordelijke scenario's zijn zowel de fysieke risico's (chronische gevolgen voor de productiviteit, acute gevolgen van extreme weersomstandigheden) als de transitierisico's (als gevolg van beleid en regelgeving, technologische ontwikkeling en consumentenvoorkeuren) relatief beperkt. In onordelijke scenario's wordt uitgegaan van een hoger transitierisico doordat het beleid in de verschillende landen en sectoren vertraging oploopt of uiteenloopt. Hot house world-scenario's gaan ervan uit dat in sommige landen of regio’s enig klimaatbeleid wordt gevoerd, maar dat de inspanningen wereldwijd ontoereikend zijn om een significante opwarming van de aarde een halt toe te roepen. Dit type scenario resulteert in ernstige fysieke risico's, waaronder onomkeerbare gevolgen zoals een stijging van de zeespiegel.
Een belangrijke indicator voor de omvang van het transitierisico is de schaduwprijs van uitstoot van broeikasgassen, een maatstaf voor de intensiteit van het overheidsbeleid en veranderingen in technologie en consumentenvoorkeuren. Deze schaduwprijs is een maatstaf voor de totale beleidsintensiteit. Regeringen voeren een reeks fiscale en regelgevende beleidsmaatregelen uit, die uiteenlopende kosten en baten hebben.
Resultaten tonen aan dat onmiddellijke actie het minst duur is op de lange termijn
Om tegen 2050 wereldwijd netto nul CO2-emissies te bereiken is een ambitieuze transitie in alle sectoren van de economie nodig. De klimaatscenario's blijven aantonen dat onmiddellijke gecoördineerde overgang op lange termijn minder duur zal zijn dan niets doen of een ongeordende overgang. Voor de wereldeconomie blijkt het netto-nul-scenario een matig negatief effect te hebben op het mondiale BBP in vergelijking met het referentiescenario (een hypothetisch scenario waarin er geen fysiek of transitierisico optreedt). Strenge mitigatie overeenkomstig het netto-nul-scenario voor 2050 levert al tegen 2050 voordelen op en vermindert de risico's tegen het einde van de eeuw sterk.
De bbp-effecten van het transitierisico zijn duidelijk negatiever in de onordelijke scenario's, aangezien de snelheid van de transitie in combinatie met de investeringsonzekerheid consumptie en investeringen beïnvloedt. De bbp-verliezen als gevolg van het fysieke risico variëren naargelang van de voor elk scenario voorspelde temperaturen. Fysieke risico's in de scenario's voor een hot house world leiden tot de sterkste negatieve gevolgen voor het bbp, waarbij de economische kosten na 2040 sterk oplopen. Voor alle scenario's en termijnen wegen fysieke risico's zwaarder dan transitierisico's. De bbp-verliezen als gevolg van fysieke risico's zijn in de derde jaargang scenario's hoger dan in de tweede, doordat voor het eerst acute fysieke risico's (op mondiaal niveau) in aanmerking zijn genomen en de schaderamingen van chronische fysieke risico's zijn gestegen. De verliezen van het BBP door chronische fysieke risico's bereiken meer dan 6% in 2050 en stijgen naar 18% tegen het einde van de eeuw in hot house world scenario's. Deze schade is geconcentreerd in landen met een warmer klimaat.
Wat de inflatie betreft, leidt de invoering van koolstofprijzen in de vertraagde overgangsscenario's in eerste instantie tot hogere energiekosten, waardoor de prijzen aanvankelijk lager uitvallen dan in het referentiescenario (omdat de lagere vraag en de verliezen op de financiële markten de productie drukken). De stijgende koolstofprijzen leiden vervolgens tot een bescheiden stijging van de inflatie en de werkloosheid, alvorens terug te keren naar de vroegere trends. In het netto-nul-scenario voor Europa en China vertoont de inflatie de neiging eerst te stijgen en vervolgens te dalen ten opzichte van het referentiescenario. In het huidige beleidsscenario stijgt de inflatie in een zeer bescheiden tempo.
Het gebruik van koolstofopbrengsten voor overheidsinvesteringen werkt het best om het effect van de koolstofprijs op het bbp te verzachten
In de nieuwe scenario's wordt explicieter rekening gehouden met een belangrijke kwestie, namelijk het gebruik van koolstofinkomsten. In een klimaatscenario wordt het effect van de koolstofprijs zelf gemodelleerd via verschillende kanalen, waarbij het prijskanaal het meest voor de hand ligt. Wanneer echter een koolstofprijs wordt ingevoerd, vloeien de koolstofinkomsten (meestal) naar de overheidskas. Deze inkomsten kunnen vervolgens op verschillende manieren worden gebruikt en dit leidt tot verschillende effecten op de economie. De koolstofinkomsten kunnen bijvoorbeeld worden ingezet om de overheidsschuld af te lossen, met als resultaat een lagere overheidsschuld maar geen direct effect op de economische activiteit. De inkomsten kunnen ook worden gebruikt voor lagere belastingen voor de particuliere sector in het algemeen, of voor steun aan huishoudens in het bijzonder. Ten slotte kunnen de inkomsten worden gebruikt voor overheidsinvesteringen in bijvoorbeeld de energietransitie.
Het NGFS onderzoekt deze verschillende opties in een gevoeligheidsanalyse voor het netto-nul-scenario. Uit hun bevindingen blijkt dat een koolstofprijs (het gecombineerde effect van de koolstofprijsverhoging en het gebruik van koolstofopbrengsten) in principe leidt tot een daling van het BBP en een stijging van de inflatie op de korte termijn. Verschillende manieren van koolstofrecycling leiden tot (beperkte) verschillen in economische resultaten. Een volledige recycling via overheidsinvesteringen leidt tot de meest gunstige effecten op het BBP. De effecten verschillen per land, wat onder meer kan worden verklaard door de mate van energie-intensiteit of verschillende koolstofprijsniveaus. Voor de VS wordt het bbp-effect positief rond 2040, terwijl de andere opties de negatieve schok van hogere koolstofprijzen niet volledig kunnen opvangen. Voor Duitsland is het effect op het bbp minder groot en wordt het positief in 4-5 jaar in de optie “recycling via overheidsinvesteringen”.
Het inflatoire effect van de optie “recycling van overheidsinvesteringen” is ook het sterkst, met een stijging van de inflatie in de VS met 4%p ten opzichte van het referentiescenario. In alle gevallen keert de inflatie echter binnen vijf jaar na de verhoging van de koolstofprijs terug naar het referentiescenario. Dit is onder meer het gevolg van een stijging van de beleidsrente. Alle opties leiden tot rentestijgingen, waarbij het effect opnieuw het grootst is wanneer recycling plaatsvindt via overheidsinvesteringen. Als de recycling gebeurt door aflossing van de overheidsschuld, keren de rentetarieven snel (na 5 jaar) terug naar het basisniveau, terwijl bij de andere opties het monetaire beleid langer krapper blijft.
Dit artikel maakt deel uit van Sustainaweekly van 19 september 2022