Publication

Koolstofvrije transitie in sectoren kent nog genoeg obstakels

DuurzaamheidKlimaateconomieKlimaatbeleidEnergietransitieSocial impact

De meeste sectoren moeten meer dan helft aan BKG reduceren. Decarbonisatietechnieken zijn breed beschikbaar, maar vergen veel (publiek & private) investeringen. De decarbonisatie-uitdaging vraagt om efficiencyslagen, innovatiekracht en positief overheidsbeleid.

Bijkijk ook onze uitgebreide publicatie met decarbonisatie strategieen voor bedrijven in sectoren:

**********************************************************

Binnen veel van de economische sectoren van de Nederlandse economie is de transitie naar een koolstofarme of –vrije manier van werken inmiddels in volle gang. Maar in sommige sectoren moet nog erg veel emissiereductiewerk verzet moet worden, terwijl voor een klein aantal andere sectoren geldt dat het emissiereductiepad richting 2030 een haalbare optie is. De sectoren die verantwoordelijk zijn de meeste uitstoot van broeikasgassen (BKG), staan voor een grote uitdaging om hun processen en producten koolstofarm te maken. De transitie is vaak complex en kent ook veel obstakels.

Decarbonisatie-curve 2030

Decarbonisatie is een term die wordt gebruikt voor het verwijderen of verminderen van de uitstoot van met name koolstofdioxide (CO2). Het koolstofvrij maken van processen en activiteiten geldt voor bijna alle sectoren in de Nederlandse economie. Om inzichtelijk te krijgen hoe de Nederlandse economie er in dit verband voor staat, hebben we een decarbonisatie-curve gemaakt. De decarbonisatie-curve maakt niet alleen inzichtelijk voor hoeveel CO2 een individuele sector verantwoordelijk is (horizontale as in onderstaande figuur), maar ook hoeveel CO2 minimaal nog moet worden gereduceerd tot aan 2030 door die sectoren, ten opzichte van het huidige niveau (verticale as in onderstaande figuur).

In sommige sectoren zijn afzonderlijke sectorafspraken gemaakt over het emissiereductiepad richting 2030 en 2050. Omwille van de eenvoud en vergelijkbaarheid hebben we in deze analyse rekening met een reductie van BKG van 60% van het niveau van 1990 (hier kortweg het 2030-doel genoemd). Dit is in navolging van de ambities en het klimaatdoel van Kabinet Rutte IV. Want uiteindelijk moet de hele Nederlandse economie dit niveau nastreven en hebben we daarom alle economische sectoren ditzelfde reductiedoel gegeven.

De figuur brengt een paar opvallende zaken aan het licht. Zo zijn vier grote subsectoren verantwoordelijk voor het grootste deel van de uitstoot van BKG. Dit betreft achtereenvolgens: de energievoorziening, de landbouw, de industrie en de transportsector. Ook de particuliere huishoudens dragen met een aandeel van zo’n 15% in de totale uitstoot van BKG flink bij. Verder hebben een drietal sectoren het 2030-doel al ruimschoots bereikt en moeten een vijftal sectoren tot aan 2030 slechts minder dan 25% van het huidige niveau van de uitstoot van BKG verminderen. Het lijkt een haalbare optie, maar kan soms nog een behoorlijk complex proces blijken. Verder staan de meeste sectoren (>60%) nog voor de immense opgave om meer dan 50% van het huidige niveau van de BKG uitstoot te verminderen.

In het Klimaatakkoord uit 2019 worden vijf verschillende klimaatsectoren onderscheiden, die de totale emissies van BKG van Nederland in beeld brengen. De klimaatsectoren zijn achtereenvolgens (met tussen haakjes het aandeel in de totale emissies van BKG): de industrie (32%), de sector elektriciteit (19%), de sector mobiliteit (18%, waaronder binnenlands verkeer en vervoer), de landbouw (16%) en de gebouwde omgeving (15%, vanwege aardgasverbruik).

In de industrie hebben drie subsectoren een nadrukkelijk aandeel: de chemische industrie, de aardolie-industrie en de basismetaalindustrie. Deze drie subsectoren zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor ruim 65% van de totale industriële uitstoot in 2021 (volgens IPCC-data). De totale industrie moet tot aan 2030 nog zo’n 35% van het huidige niveau van de uitstoot van BKG verminderen. Dit is circa 4% per jaar. Op het eerste oog lijkt dit geen schier onmogelijke opgave. Per saldo is het echter in sommige gevallen nog complex om een goede business case te maken voor emissiereductie. Accurate data over doorlooptijden, de nodige investeringen (zowel privaat als publiek), de onderhouds- en operationele kosten, terugverdientijden en mogelijke subsidieregelingen zijn onmisbaar in het opbouwen van een sluitende business case.

In de gebouwde omgeving moet vanaf het 2021 niveau van de emissies van BKG zo’n 51% minimaal verminderd worden om het 2030-doel te bereiken. In de totale uitstoot van de gebouwde omgeving hebben woningen een aandeel van circa 70%. De publieke en commerciële dienstverlening zijn goed voor 30%. Vrijwel elke energiebesparende maatregel in de gebouwde omgeving heeft invloed op elke sector van de Nederlandse economie.De bulk van de emissiereductie moet gehaald worden met klimaatneutrale maatregelen in de bestaande gebouwen en dit maakt de transitie naar koolstofarme gebouwen traag. De uitdaging is hierbij vooral om bestaande eigenaren, gebruikers en bewoners van gebouwen te overtuigen van de noodzaak van meer energie-efficiency.

Ook de landbouw moet nog 51% van het 2021 niveau van de uitstoot aan BKG verminderen. Het is de sector die het meest wordt blootgesteld aan klimaatveranderingen en daar direct de gevolgen van ondervindt. Deze primaire productiesector is met zijn activiteiten in hoge mate afhankelijk van de natuurlijke omgeving. Veranderingen in de gemiddelde temperatuur en neerslagpatronen, evenals intensere en extremere weersomstandigheden, vormen een grote uitdaging voor de sector. In de landbouw komt de bulk van de emissies van BKG uit het gasverbruik en de fermentatie. Aardgasverbruik veroorzaakt 32% van de broeikasgasuitstoot door de landbouw (vooral CO2), waarbij vooral de verwarming van kassen een relatief hoog aandeel heeft.Bij fermentatie betreft het vooral de uitstoot van methaan, wat vooral door het verteringsproces van gras komt bij koeien. De verduurzaming in de landbouw zet zich door. Momenteel is de sector al koploper op het gebied de inzet van technieken voor duurzame energieproductie zoals zonnepanelen, geothermie, biomassacentrales, windmolens, restwarmtebenutting en mestvergisters op grotere schaal.

De mobiliteitsector heeft de langste weg te gaan in emissiereductie tot aan 2030. In het emissiereductiepad pad hebben benzine auto’s en vrachtvoertuigen een groot aandeel. Met gericht overheidsbeleid zal deze transitie vorm worden gegeven. Zo moeten vanaf 2030 alle nieuwe personenauto's emissievrije voertuigen zijn. Daarmee wordt het investeren in een dekkende laadinfrastructuur (batterij of brandstofcel) op wegen en in havens de komende jaren van cruciaal belang.

Tot aan 2050 is dus voor de Nederlandse economie nog een lange BKG-reductieweg te gaan. Momenteel zijn veel decarbonisatietechnieken breed beschikbaar in veel sectoren (zie ook onze publicatie met decarbonisatietechnieken). Een aantal van deze technieken vergen veel investeringen. Niet alleen in de techniek zelf, maar bijvoorbeeld ook in de infrastructuur. Een goede aansluiting op het elektriciteitsnetwerk met voldoende capaciteit is bijvoorbeeld een randvoorwaarde. Hierin heeft de overheid een belangrijke rol.

Het koolstofvrij maken van processen en activiteiten kent over het algemeen vier voordelen (naar Changwoo Chung et al, in Energy Research & Social Science, februari 2023). Het levert energie- en koolstofbesparingen op (1) en tegelijkertijd ook kostenbesparingen (2). Daarnaast brengt decarbonisatie andere milieuvoordelen (3) en werkt decarbonisatie in de ene sector door in andere sectoren (4). Een energie-efficiëntiemaatregel kan bijvoorbeeld het energie- en brandstofverbruik van veel processen verminderen. Het zorgt vaak voor kosten- en financiële besparingen. Bovendien kunnen veel decarbonisatie-opties andere positieve milieuvoordelen opleveren, zoals waterbesparing, besparing van grondstoffen en hulpbronnen en een verbetering van de luchtkwaliteit. Tot slot hebben koolstofarme ambities in de ene sector impact op de andere sectoren. Zo wordt ammoniak – gemaakt in de chemische industrie – veel gebruikt voor de productie van meststoffen die weer door de landbouw worden ingezet. Het decarboniseren van de productie van ammoniak heeft zo voor een deel ook een positieve invloed het koolstofvrij maken van de landbouw.

Decarbonisatie kan op meerdere manieren worden bereikt en de best practice decarbonisatietechniek verschilt sterk per sector. Voor bedrijven in de ene sector is overschakelen naar hernieuwbare energiebronnen of vervanging van brandstoffen het meest kansrijk, terwijl bedrijven in andere sectoren meer ecologische winst halen met elektrificeren en efficiencymaatregelen. Aan de hand van de ‘Technical Readiness Level’ krijgen we inzicht in welke technieken nog in de kinderschoenen staan en welke wasdom hebben bereikt. De schalen in de TRL-systematiek geven de fase weer waarin een nieuwe decarbonisatie- of emissiereductie-techniek zich bevindt. Hierbij staat fase 1 voor de start van de ontwikkeling en het ontdekken. En fase 9 staat voor de commerciële gereedheid van de techniek. Opvallend genoeg staan er in de commercieel inzetbare fase ruim voldoende technieken geplot, terwijl de pijplijn aan nieuwe technieken in vanuit fase 1 weinig gevuld is. Het komt erop neer dat de decarbonisatie-uitdaging alleen gehaald kan worden met genoeg efficiencyslagen in sectoren, voldoende innovatiekracht en stimulerend overheidsbeleid

Dit artikel is onderdeel van de Sustainaweekly van 30 januari 2023