De week van de snelgroeiers, de koopkracht en de hypotheekrente

In deze NL Weekly: Snelgroeiers hebben baat bij stopzetten generieke steun. Wordt de koopkracht echt verbeterd? Hypotheek- en staatsrentekoppel herenigd na tijdelijke scheiding.
Mede-auteur: Piet Rietman
Snelgroeiers hebben baat bij stopzetten generieke steun
“17 procent minder snelgroeiende bedrijven in 2020” was de titel van een artikel van het CBS deze week. Geen verbazingwekkende conclusie op het eerste gezicht. Ondernemen in een pandemie is al niet eenvoudig, laat staan het realiseren van snelle groei. De definitie die het CBS hanteert voor ‘snel groeien’ is als het aantal werknemers drie jaar op rij gemiddeld met minimaal 10 procent per jaar toeneemt. Door de coronacrisis is het minder bedrijven gelukt om deze groei door te maken.
Het moge duidelijk zijn dat het hebben van snelgroeiende bedrijven goed is voor onze economie. Ze doen immers iets goed, bieden bijvoorbeeld een nieuw product of produceren efficiënter. Ook creëren ze toekomstbestendige werkgelegenheid. Herstel uit een crisis betekent daarom ook het faciliteren van deze bedrijven. Daar hoort ook een juist getimede exit van de steunmaatregelen bij.
De generieke coronasteun is ontzettend succesvol geweest in Nederland. Faillissementen bleven laag en als we over de arbeidsmarkt praten horen we krapte in plaats van te praten over werklozen. Zonder steun was het waarschijnlijk precies andersom geweest. Maar nu de grootste coronaschokken achter de rug lijken kan langer doorgaan met coronasteun de groei van potentiële snelgroeiers tegenhouden. De steun geeft namelijk de status quo een voordeel ten opzichte van nieuwe ondernemingen. Ook zorgt langer steunen dat nuttige productiefactoren (werknemers, financiering) op hun plek blijven zitten en niet naar deze snelgroeiers kunnen vloeien.
Hoe succesvol ook het stopzetten van de generieke steun is een goed idee, voor zowel de huidige bedrijven als voor de status quo van morgen. (Jan-Paul van de Kerke)
Wordt de koopkracht echt verbeterd?
Afgelopen week lekten “Haagse ingewijden” naar de pers wat er met Prinsjesdag staat te gebeuren. Het ging over 6 tot 7 miljard voor extra klimaatmaatregelen, een half miljard extra naar de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en waarschijnlijk zo’n 154 miljoen naar de sociale advocatuur. Ook zou er ruim 200 miljoen worden uitgetrokken voor koopkrachtverbetering.
Tussen het lek en Prinsjesdag zitten ruim drie weken. Dit zorgt ervoor dat ruim drie weken lang journalisten, burgers en volksvertegenwoordigers niet in openbare stukken kunnen zien waar deze bedragen uit bestaan en hoe ze besteed worden.
Gaat er bijvoorbeeld wel echt ruim 200 miljoen naar koopkracht? En hoe zou het demissionaire kabinet dat kunnen doen? In theorie zou dat een verhoging van de uitkeringen kunnen zijn, of van de salarissen in de publieke sector. Een onwaarschijnlijk scenario. Er is geen nieuw beleid waar dit uit voortkomt, het is in de afgelopen jaren niet gebeurd, er is geen nieuw beleid in de maak en dat is ook niet de taak van het demissionaire kabinet.
Bij een demissionair kabinet is het waarschijnlijker als die ruim 200 miljoen voortkomt uit de beleidskeuzes van de afgelopen jaren. Van 2019 tot en met 2021 werd er aan de laagste belastingschijf en aan de heffingskorting gesleuteld, waardoor de meeste groepen steeds toch een klein ‘koopkrachtplusje’ hadden. Ook voor 2022 (en 2023 en 2024) is al zulk beleid vastgesteld, dat alleen nog elk jaar in de begroting moet worden verwerkt.
Zo gaat het tarief van de laagste belastingschijf in 2022 omlaag van 37,10% naar 37,07%. Dat kost de Rijksoverheid zo’n 146 miljoen. Ook gaan van de drie schijven die vanaf de AOW-leeftijd gelden er twee omlaag. Anderzijds wordt het verrekentarief voor enkele aftrekposten verlaagd. Alles bij elkaar een investering in de koopkracht van zo’n 207 miljoen.
De komende drie weken kunnen we niet controleren of dit het sommetje is achter de “koopkrachtverbetering van ruim 200 miljoen”. Het enige dat we zeker weten is dat het een relatief klein bedrag is: zo’n € 1,70 per belastingbetaler per maand. Dus of het nou wel of niet beleid is waarvan we al op de hoogte waren, de loonstrookjes gaan er nauwelijks anders uitzien.
We verwachten dat de stijging van het reëel besteedbaar inkomen en de koopkracht in 2022 rond de 0% schommelt voor werknemers, gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden. Voor een koopkrachtplusje zal er toch echt nieuw beleid moeten komen. (Piet Rietman)
Rentekoppel herenigd na tijdelijke scheiding
Normaal gesproken lopen de hypotheekrente met een looptijd van 10 jaar en de rente op staatsleningen met dezelfde looptijd aardig in de pas met elkaar. Het afgelopen half jaar volgden de twee echter elk een eigen koers. Terwijl de 10-jaars staatsrente in de periode december mei met 60 basispunten opliep naar 0,1%, nam de gemiddelde rente op hypotheekcontracten met een vergelijkbare looptijd juist 20 basispunten af, van 2% naar 1,8%. Pas vanaf mei begonnen de twee elkaar weer te vinden. De rente op staatsleningen zakte met 40 basispunten naar -0,3%; de rente op hypotheekleningen met 5 basispunten naar 1,75%.
De reden voor de kortstondige scheiding van het rentekoppel is dat hypotheekverstrekkers niet automatisch een stijging van de financieringslasten aan klanten kunnen doorberekenen. Marktomstandigheden dicteren of daar ruimte voor is. De eerste helft van dit jaar was die ruimte er duidelijk niet. Ondanks de rentestijging en de daarmee gepaard gaande hogere financieringslasten, bleven verstrekkers hun hypotheektarieven verlagen vanwege de concurrentie van andere aanbieders. Liever teerden verstrekkers op hun marges in dan zich uit de markt te prijzen en marktaandeel te verliezen.
Bovendien besloten hypotheekverstrekkers nog even de kat uit de boom te kijken. Waarom de tarieven verhogen en verlies van marktaandeel riskeren als de financieringslasten later weer konden dalen? Het was tenslotte niet gezegd dat de 10-jaars staatsrente, en in het verlengde daarvan de financieringslasten, lang hoog zouden blijven. De onderliggende oorzaak, de hogere inflatie, was hooguit tijdelijk volgens de meeste verwachtingen. Deze vloeide immers voort uit kortstondige aanbodproblemen in de nasleep van de coronacrisis, zoals tekorten aan zeecontainers en vrachtschepen, een gebrek aan productiecapaciteit bij computerchips en een verminderde beschikbaarheid van personeel. Op termijn konden deze problemen wel weer verdwijnen.
Hun afwachtende houding wordt nu beloond. Hoewel de inflatie in de eurozone nog altijd stijgt (van -0,3% jaar-op-jaar in december naar 2,2% jaar-op-jaar in juli) groeit ook op financiële markten de overtuiging dat de inflatiestijging tijdelijk is. Zo is de 10-jaars staatsrente inmiddels bijna weer terug op het oorspronkelijke niveau van december. De afname kreeg extra tractie nadat de Europese Centrale Bank (ECB) haar nieuwe strategie bekendmaakte. In het kort is de strekking daarvan dat de ECB voorlopig vasthoudt aan haar lage officiële rentetarieven en langer doorgaat met obligaties aankopen.
De combinatie van een lage inflatie, bereidheid bij de ECB om een ruim monetair beleid te voeren en hevige concurrentie tussen hypotheekverstrekkers wijst vooruit op ook in de toekomst lage hypotheekrentes die weer in de pas lopen met de rentes op staatsleningen. De lage hypotheekrente draagt bij aan de betaalbaarheid van koopwoningen. Volgens Calcasa kwamen de netto woonlasten van kopers met een aflossingsvrije hypotheek in het tweede kwartaal gemiddeld uit op 13,5% van het netto inkomen, tegen 13,8% in het voorgaande kwartaal. Kopers met een annuïtaire lening zijn beduidend meer kwijt. Hun maanlasten stegen in diezelfde periode van 33,4% naar 33,9%. (Philip Bokeloh)

