Aan het milieu hangt geen prijskaartje

PublicationMacro economy

De maatschappelijke nadelen van milieuschade staan internationaal steeds beter op het netvlies. Toch lukt het maar niet om deze kosten in de prijs van goederen en diensten te verrekenen.

Ook in Glasgow kwam het niet tot afspraken over internationale CO2-beprijzing, terwijl dit op papier de kortste route is naar een minder vervuilende economie en een schoner milieu. In Nederland hangt evenmin een marktconform prijskaartje aan milieuschade. Ja er zijn belastingen die erop gericht zijn milieubelastende activiteiten af te remmen. En ja, de overheid probeert haar milieubeleid te financieren met heffingen op dit soort activiteiten. Maar het is allemaal erg bescheiden. Als het op milieu aankomt, verlaat de overheid zich vooral op regelgeving.

Het bedrag dat de overheid aan milieubelastingen en -heffingen ontvangt, is gestegen van EUR 12 mld in 1995 naar EUR 27 mld 2020. Dit lijkt een forse toename. Afgezet tegen de totale toegevoegde waarde valt de toename echter behoorlijk tegen. Nog sterker, in de periode 1995-2020 daalde het totaal aan afdrachten van 3,9% naar 3,8% van de totale toegevoegde waarde.

Het merendeel van de milieubelastingen en -heffingen komt voor rekening van particuliere huishoudens. Net als in 1995 zijn die verantwoordelijk voor 60% van de milieuafdrachten. De overige 40% komt van het bedrijfsleven. Dit is een bewuste keus van de overheid. Behoud van werkgelegenheid gaat boven het principe van ‘de vervuiler betaalt’.

Wel zijn er verschuivingen tussen de verschillende bedrijfssectoren. Met name de sector ‘delfstofwinning’ en de sectoren ‘landbouw, bosbouw en visserij’ hebben in de loop der jaren te maken gekregen met hogere milieuafdrachten. Inmiddels moeten deze sectoren respectievelijk 1,3% en 5,1% van hun toegevoegde waarde afdragen. In 1995 was dat nog 0,2% en 1,7%.

Ook voor de industrie zijn de milieuafdrachten gestegen. In 1995 bedroegen deze nog 1,3% van de toegevoegde waarde van de sector. Tegenwoordig is dat 2,0%. Gegeven de hoge CO2-uitstoot is dat echter vrij laag. Dit komt doordat de prijs op CO2-uitstoot niet marktconform is. Als dat wel het geval zou zijn, zouden de afdrachten veel hoger zijn.Tegelijkertijd zijn er sectoren die hun milieuafdrachten hebben zien dalen. De sector die het meest in het oog springt, is ‘water- en afvalbeheer’. In 1995 moest deze sector 10,6% van haar toegevoegde waarde afdragen. In 2020 was dat nog slechts 4,4%. Ook voor de sector handel zijn de milieulasten gedaald, van 2,7% naar 1,9%.

Hoewel de verhouding tussen milieubelastingen en -heffingen gelijk bleef (80% om 20% van de opbrengsten), veranderde bij beide bronnen wel de onderliggende mix. Het aandeel van belasting op het verbruik van energie groeide ten koste van het aandeel van belastingen op auto- en motoraanschaf. Terwijl het aandeel rioolheffingen steeg, daalde het aandeel van heffingen op waterverontreiniging.

Als het op beprijzen van milieukosten aankomt, zijn er de afgelopen decennia dus verschuivingen geweest. Maar deze waren zeer beperkt, een echte doorbraak bleef uit. Wat voor Glasgow geldt, geldt dus ook voor Nederland. Alle oproepen tot actie, actie, actie van onze premier ten spijt. Aan het milieu hangt geen prijskaartje, aan milieuschadebeperkende maatregelen uitstellen wel. Kijk maar naar de schade als gevolg van de overstromingen in Limburg. (Philip Bokeloh)