Column: De lat lager leggen

ColumnSustainability

In de race tegen de gevolgen van klimaatverandering wordt vaak gekeken naar klimaatmaatregelen met veel impact, zoals het produceren van hernieuwbare energie, stimuleren van de verkoop van elektrische voertuigen, fossiel vervangen voor biobrandstoffen en koolstofafvang en -opslag. Het zijn vaak bewezen en goed beschikbare technologieën om de broeikasgassen te verminderen. Op zich is dit een logische denkrichting, want de tijd voor het bereiken van de klimaatdoelen is maar kort. Maar door een te sterke focus op het grote, krijgen de kleine maatregelen weinig aandacht. Het zijn ook de kleine dingen die er toedoen.

Het efficiencymes snijdt aan twee kanten

Energie efficiency wordt vaak gezien als het laaghangend fruit omdat elk bedrijf hiermee bij wijze van spreken morgen al op vele manieren mee aan de slag kan gaan. Denk aan simpele ingrepen zoals het plaatsen van LED-verlichting, tochtstrip aanbrengen of energiebesparing door ongebruikte ruimtes niet te verwarmen. Maar het kan ook verder gaan dan dit, waarbij er meer inspanning bij komt kijken en meer investeringen vergt. Denk dan aan product redesign met als doel minder verpakkingen en/of minder grondstofverbruik. Ook het gebruik van restwarmte is een manier om efficiënter te werken, net zoals bijvoorbeeld het digitalisering van processen voor meer procesefficiency, zoals met het monitoren van processen.

Maar in meer efficiency schuilt ook een gevaar. Zo gaan efficiencyslagen soms ten koste van werkgelegenheid. Maar we weten ook dat meer efficiency niet automatisch een groenere wereld oplevert. Zo bracht meer efficiency in vliegtuigmotoren uiteindelijk dalende brandstofkosten, wat leidde tot goedkopere vliegtickets, meer passagiers en meer vluchten. Daar werd het klimaat dus niet veel beter van. En toen CV-ketels efficiënter werden, begonnen mensen de temperatuur in hun huizen te verhogen. Met de relatief hoge gasprijs is daar inmiddels een einde aan gekomen. En zo vraag ik mij in dit verband ook af wat die nieuwe stalen zeilen op vrachtschepen uiteindelijk gaan brengen. Het verhaal is nu dat ze het brandstofverbruik en de uitstoot flink gaan verminderen, soms wel tot 30%. Maar met hetzelfde brandstofverbruik en de stalen zeilen erbij, kan het schip zomaar veel sneller zijn en kan de tijd van de overtocht dus sterk worden bekort. Dat klinkt verleidelijk. Laten we maar hopen dat niet dezelfde fout wordt gemaakt.

Meer met minder: vooral in gebouwen

Minder energie gebruiken om betere resultaten te behalen, dat is het ultieme doel. In de gebouwde omgeving is dit vooral een speerpunt. Om de boel op gang te krijgen zijn er inmiddels uitgebreide EU energie- en klimaatbeleidspakketten om de energieprestaties van gebouwen geleidelijk efficiënter te maken. Het tempo ligt echter nog steeds laag. De verwachting is dat in 2050 ongeveer 80% van de huidige gebouwen in ontwikkelde landen nog staan. Om al deze gebouwen efficiënter te krijgen moet nog veel gebeuren. De technologie hiervoor is alom aanwezig, het probleem zit hem vooral in de implementatie ervan. Het is de grootste energie efficiency uitdaging die er bestaat, juist omdat het zo versnipperd is. Maar initiatieven op kleine schaal kunnen per saldo ook impact hebben. Daar is ook de gemeente Amsterdam achter gekomen.

Hee, Amsterdam… ze zeggen dat je bent veranderd

Veel kleine mkb’ers huren hun panden en hebben daarmee weinig prikkels om aan de verduurzaming van die panden te doen. Om dit dilemma te doorbreken krijgen kleine mkb’ers in de gemeente Amsterdam de mogelijkheid om met zogenoemde ‘advies- en fixteams’ in zee te gaan. Deze teams komen bij mkb’ers in de stad langs om ze te helpen met de verduurzaming. De mkb’ers krijgen een kosteloos aanbod om ter plaatse laagdrempelige energiebesparende maatregelen te laten doen, tot een bepaalt maximum. Het is een succes. Veel mkb’ers hiermee aan de slag gegaan. Ook bestaat er een zogenaamde ‘fixbrigade’ voor verduurzaming van woningen van mensen met een laag inkomen. Het zijn stuk voor stuk kleine betekenisvolle Amsterdamse stapjes van grote waarde.

Deze column heeft op 26 februari in de Financiele Telegraaf gestaan