Column

Column: De tijd van navelstaren is echt voorbij

DuurzaamheidKlimaateconomieKlimaatbeleidEnergietransitieSocial impact

Het is niet meer ieder voor zich. Zonder een hoger tempo in verduurzaming van bedrijven in alle lagen binnen de sectoren blijft het bereiken van de 2030 klimaatdoelen een uitdaging. Gelukkig is er inmiddels een hele trits aan technieken beschikbaar om de uitstoot te verminderen en daar kan het bedrijfsleven ver mee komen. Maar dan moet de aandacht wel uitgaan naar die technieken met de grootste impact op de vermindering van de broeikasgassen. En als er blijvend laconiek wordt gedaan over de urgentie van de klimaatcrisis, dan raakt het 2050 klimaatdoel helemaal uit vizier. De klimaatmaatregelen die we nu nemen, maakt de toekomst hoopgevend.

Duurzaam bedrijfsleven

Over ruim twee weken is het zover: het eerste ABN AMRO Decarbonisation Summit. Dit event - met inmiddels al meer dan 300 deelnemers uit diverse sectoren – vindt op woensdag 14 februari plaats tijdens het WTT tennistoernooi in Ahoy Rotterdam. Om decarbonisatie hoger op de agenda van het bedrijfsleven te krijgen, gaan we vooral in op wat de ervaringen zijn van ondernemers met het decarboniseren, zoals elektrificatie, energie efficiency, hernieuwbare energie, gebouwenisolatie, gastransitie en koolstofemissierechten & -kredieten. En natuurlijk tennis kijken.

En dit is nodig ook, zo’n ervaringendag. Want uit de zogenoemde Nieuwe Economie Index (NEx) van MVO Nederland blijkt dat slechts 17,5% van het Nederlandse bedrijfsleven echt duurzaam is. Dit valt zwaar tegen. Als we het groeitempo in die NEx lineair doortrekken, dan blijkt dat iets meer dan de helft van het bedrijfsleven in 2050 echt duurzaam. Dan gaat er iets niet goed. De grote uitstoters zijn inmiddels al volop aan het verduurzamen, vooral door het emissiehandelssysteem (EU-ETS). Het midden- en kleinbedrijf (MKB) is echter nog niet volop aangehaakt of kan niet genoeg aanhaken.

Decarboniseren is maatwerk

De verduurzaming zet zich door, dat is zeker. Het bedrijfsleven krijgt namelijk in toenemende mate te maken met toenemende druk vanuit de politiek, consumenten, klanten, niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en (regionale) overheden om de uitstoot van broeikasgassen sterker te verminderen. Meer concrete en aangescherpte beleidsmaatregelen moeten het bedrijfsleven een sterkere impuls geven om werk te maken van decarbonisatie.

De route naar netto nul in 2050 zal voor veel bedrijven niet zonder slag of stoot gaan. Het vergt namelijk veel investeringen, die niet voor ieder bedrijf binnen handbereik liggen. Het juiste beleid is dan bijna cruciaal om bedrijven in de transitie te ondersteunen en ook te stimuleren. Want zij kunnen de klimaatopgave vaak niet alleen oplossen. Daarbij komt ook dat veel (vooral kleinere) bedrijven het doel niet eens zelfstandig kunnen bereiken. Het is vaak een (te) complexe puzzel voor hen, niet alleen organisatorisch maar ook financieel. Er is ook niet één best practice bij decarboniseren, want het verschil per bedrijf en per sector is groot. Voor het ene bedrijf is overschakelen naar hernieuwbare energiebronnen of vervanging van brandstoffen het meest eenvoudig en kansrijk. En voor het andere bedrijf in dezelfde sector heeft juist meer aan elektrificeren en het doorvoeren van efficiencymaatregelen.

Decarboniseren is en blijft daarmee altijd maatwerk. Het vergt sowieso van alle bedrijven dat zij intensiever moeten gaan samenwerken met hun klanten, branchegenoten, overheden, NGO’s en ook financiers. Investeren in koolstofarme technologieën is bijna onontkoombaar. Want tegenwoordig kijken zowel beleggers, klanten als financiers met veel meer belangstelling naar de decarbonisatie-initiatieven van bedrijven. Zij die niet op tijd decarboniseren brengen immers grotere risico’s met zich. Het bedrijf veroudert – en wordt een ‘stranded asset’ – of wordt irrelevant voor diezelfde investeerders, afnemers en geldschieters. Daar is niemand bij gebaat.

Deze column heeft op 29 januari in de Financiele Telegraaf gestaan