Column

Column: Industrieel instortingsgevaar

DuurzaamheidKlimaateconomieKlimaatbeleidEnergietransitieSocial impact

Het heeft wat tijd in beslag genomen, maar het lijkt erop dat Europa zich heeft aangepast aan de omstandigheden. Circa twee jaar na de Russische inval in Oekraïne staan de gasvoorraden op meer comfortabele niveaus en zijn de energieprijzen teruggekeerd naar een stand ver onder de piek in 2022. Maar de energiecrisis bracht behoorlijk wat littekens aan en heeft het Europese bedrijfsleven een stuk kwetsbaarder gemaakt. De tijdelijke crises van weleer hebben voor chronische problemen gezorgd. Ondernemend Europa is nog lang niet uit de gevarenzone.

Disruptie in markten

De energieprijzen stegen vanaf het begin van 2021 in rap tempo. De energiecrisis was geboren. De oorzaak van de snelle prijsstijgingen van energie in dat jaar was het snelle economische herstel na de Covid-19 pandemie. De voorraden en het aanbod van energie – die door Covid-19 flink waren afgebouwd – konden de plots sterk toenemende vraag naar energie niet bijbenen. De aanval van Rusland op Oekraïne begin 2022 verergerde de situatie alleen maar. De prijzen stegen verder door in een hoger tempo. De energiecrisis was uitgegroeid tot een veelkoppig monster.

Bedrijven moesten zich snel aanpassen, met minder energieverbruik als speerpunt. In de industrie bijvoorbeeld – de grootverbruiker van energie – kennen de bedrijven inmiddels wel het klappen van de zweep. Sinds de oliecrisis in de jaren ‘70 zit het zo efficiënt mogelijk inrichten van het productieproces bijna in het bedrijfs-DNA. Vanaf dat moment werden veel maatregelen genomen om de industriële processen en de efficiency te verbeteren. Na de crisis van de jaren ’70 is het eigenlijk niet veel anders. Ook de financiële crisis van 2008-2009, de Covid-19 crisis en dus de recente energiecrisis hebben de bedrijfscontinuïteit van veel industriële bedrijven op de proef gesteld. In 2023 lag de toename van het aantal faillissementen in de industrie met 68% op jaarbasis relatief hoog, grotendeels door hogere energieprijzen en prijsstijgingen van andere grondstoffen. Maar ook relatief veel bedrijven in de horeca, recreatie en transportsector konden het in 2023 financieel niet meer bolwerken als gevolg van de crises en gingen failliet.

Uitdaging in markten

Inmiddels is Europa – grotendeels – van het relatief goedkope Russische pijplijngas af. Maar het importvolume heeft het continent moeten inruilen voor relatief duur LNG, waarvan de VS de grootste leverancier is, goed voor bijna 50% van de totale invoer. Met het dure LNG blijft de bedrijfscontinuïteit onder druk staan en verliest het concurrentievermogen van de export intensieve sectoren – zoals die in de industrie – aan kracht.

Die hogere energieprijzen blijven knagen. Momenteel zijn ze weliswaar wat minder volatiel, maar ze liggen nog steeds twee tot drie keer boven het niveau van vóór 2021. Dit is geen goed nieuws. Hogere inputprijzen stuwt de prijs van eindproducten, dit dempt de vraag en neemt de industriële productie in zijn kielzog mee. Minder bedrijvigheid en tegenvallende verkopen zorgt voor een slecht investeringsklimaat. En die investeringen liggen inmiddels in Europa op een relatief laag niveau.

Met name het achterblijven van de investeringen is een nagel aan de doodskist voor het internationale concurrentievermogen van de Europese industrie. Zonder langetermijninvesteringen van het bedrijfsleven en ook publieke investeringen in infrastructuur en/of in nieuwe bronnen van hernieuwbare energie, is het winnen aan concurrentiekracht maar moeilijk waar te maken.

Er moet nog veel gebeuren om alle Europese industriële kikkers in de kruiwagen te houden. Want bij aanhoudende hoge energieprijzen en een kil investeringsklimaat lijkt een vlucht naar regio’s met lagere energieprijzen en een zonniger investeringsklimaat voor de hand te liggen. Het kan zomaar een begin van de-industrialisatie van het Europese continent zijn. Een rampscenario voor Europa.

Deze column heeft op 22 januari in de Financiele Telegraaf gestaan