Publication
15 december 202207:45

De Nederlandse economie in zicht - Economie stuit op capaciteitsgrenzen, ook na de recessie

Macro economyNetherlands

Met krimp van het bbp in het 3e kwartaal belandt de Nederlandse economie voor de jaarwisseling in een recessie. Deze krimp zet in de komende 2 kwartalen door. In 2023 komt de groei toch uit op 0,5%. Inflatie koelt af door het prijsplafond op energie, maar de verbreding van inflatie zet door. Voor 2023 verwachten we dat de inflatie uitkomt op 3,7%. De afkoelende huizenmarkt, de impact van krapper ECB-beleid en structurele problemen zoals de arbeidsmarkt en bindende milieunormen leiden na de recessie tot bbp-groei onder de trend.

De hoge inflatie en de daaropvolgende verschuiving van het monetair beleid zorgt voor een afzwakking van zowel de binnen- als de buitenlandse vraag. Met een kleine daling van het bruto binnenlands product (bbp) in het derde kwartaal en een verdere krimp van de Nederlandse economie in de twee kwartalen daarna staat er een recessie* voor de deur. Dankzij het uitzonderlijk sterke herstel na de pandemie is de economie echter goed in staat om deze op te vangen. Zo is en blijft de arbeidsmarkt historisch krap, dempt de overheid het koopkrachtverlies en vormen de opgebouwde spaargelden een aardige buffer. Zelfs bij een afkoeling van de economie blijft Nederland tegen enkele structurele capaciteitsgrenzen aanlopen. Zo stellen de krappe arbeidsmarkt en de natuurlijke omgeving steeds duidelijkere beperkingen aan de economische activiteit.

Nederland loopt weer voorop; nu met krimp

De Nederlandse economie liep bij het herstel na de pandemie voor op de andere grote economieën van de eurozone, met als toppunt de recordhoge bbp-groei in het tweede kwartaal van 2,6% kwartaal-op-kwartaal. In het derde kwartaal was Nederland echter ook de enige grote economie van de eurozone die alweer krimp optekende. Waar de eurozone nog een positieve bbp-groei van 0,2% neerzette, kromp het Nederlands bbp met 0,2%. Vooral een terugval in investeringen drukte het kwartaalcijfer in de min. Voor de komende kwartalen verwachten wij dat de inflatie grip zal krijgen op de binnen- en buitenlandse vraag. Hierdoor zullen de bijdrages van de consumptie en de buitenlandse handel terugvallen en zal de bbp-groei in het vierde kwartaal van 2022 en in het eerste kwartaal van 2023 opnieuw negatief zijn. De overheid zal in 2023 de economische groeiafzwakking tegengaan, zowel via de al in het coalitieakkoord geplande intensiveringen als via de steunmaatregelen die daar later bovenop zijn gekomen, zoals het prijsplafond.

Externe vraag neemt af, risico van gastekorten houdt aan

Voor de eurozone, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten verwachten wij ook recessie­s in de komende kwartalen. De aanbodschok door de terugval van Russische gasaanvoer en de mede daardoor sterk opgelopen inflatie, zorgt in Europa voor een daling van het reële inkomen (inkomen gecorrigeerd voor inflatie) en de bestedingen. Een afname van de activiteit in het buitenland betekent dat er minder vraag is naar Nederlandse producten. Ondanks de verslechterde omstandigheden verweert de Nederlandse aanbodzijde zich vooralsnog kranig tijdens de energiecrisis. De industriële productie blijft zelfs bij de sterk opgelopen energieprijzen op peil, al vertekent de goed presterende machinebouw het gemiddelde en zijn de gevolgen van de energiecrisis zwaarder voor de energie-intensieve sectoren.

De acute dreiging van gastekorten is dankzij de tot dusver milde winter en de volle gasvoorraden wat naar de achtergrond verdwenen. Toch zijn deze risico’s niet helemaal weg. Gasscenario’s van de OESO laten zien dat zelfs met 10% minder gasverbruik de voorraden bij een zware winter onder kritieke niveaus kunnen uitkomen. Tot nu toe wordt er in Nederland ongeveer 28% minder gas verbruikt in het tweede halfjaar van 2022. Dit betreft zowel de huishoudens en kleinverbruikers (Local Distribution Zone = LDZ) als de industrie en energieopwekking (Niet-LDZ). Als deze lagere gasvraag duurzaam blijkt, zullen de risico’s op gastekorten deze en volgende winter verder afnemen.

Prijsplafond drukt de inflatie flink, maar verbreding zet door

In november verraste de consumentenprijsindex (CPI) positief door, ten opzichte van een maand eerder, met ongeveer 4,4 procentpunt te dalen tot 9,9%. Deze daling kwam voornamelijk door een lagere bijdrage van energie. De prijsdalingen op energiemarkten vertaalden zich namelijk in lagere consumentenenergieprijzen. Ook zogenoemde basiseffecten droegen bij aan de daling. Doordat energieprijzen al eind vorig jaar aan hun opmars begonnen valt de jaar-op-jaarvergelijking lager uit. Aangezien wij denken dat de energieprijzen op een structureel hoog niveau uitkomen, maar niet veel hoger dan afgelopen jaar, verwachten wij dat de inflatie over de piek heen is en geleidelijk zal dalen.

In 2023 wordt de inflatie gedomineerd door twee tegengestelde krachten. Enerzijds, wordt de inflatie door het prijsplafond gedrukt. Het prijsplafond stelt een maximumprijs die begrenst is op het energieverbruik. Hierdoor is maar een (klein) deel van het energieverbruik blootgesteld aan marktprijzen. Anderzijds zet de verbreding van inflatie door. Bedrijven zullen de gestegen energiekosten proberen door te berekenen aan de consument. Net als consumenten hebben veel bedrijven vaste energiecontracten, waardoor zij nog niet de volledige energieprijsstijging hebben hoeven absorberen. Wij verwachten daarom dat de indirecte prijsdruk van energieprijzen vanuit industriële goederen en voedingsprijzen nog tot ver in 2023 zal aanhouden. Door de tegengestelde effecten kunnen het inflatiecijfer en de ervaren gevoelsinflatie uiteenlopen. Het drukkende effect van het prijsplafond is dominant, vandaar ook dat de inflatie in 2023 daalt naar 3,7%.

De koopkracht is in 2022 flink geraakt door de hoge inflatie. Aangezien de overheid met een breed steunpakket komt, zal in 2023 het koopkrachtverlies door inflatie beperkt worden. Zo dempt het prijsplafond de mate waarin huishoudens worden geconfronteerd met hogere energierekeningen. Ook de accijnsverlaging op brandstof, die werd ingesteld in juni 2022, wordt verlengd tot eind juni 2023.

Inflatie krijgt grip op consumptie, diensteninhaaleffect inmiddels achter de rug

Het consumentenvertrouwen is eigenlijk het gehele jaar al bijzonder laag. Desondanks bleven de consumptieve uitgaven nog tot september op peil. Dit wil niet zeggen dat inflatie tot nu toe geen vat had op de consument. De aankoop van goederen begon namelijk al eerder te haperen. Dit werd echter gecamoufleerd door sterke inhaaluitgaven aan diensten. Na de lockdowns haalden consumenten de gemiste hotel- en restaurantbezoeken in. Wat daarbij hielp waren de lange zomer en de tijdens corona opgebouwde spaargelden. Inmiddels begint dit inhaaleffect echter uitgeput te raken. Zo is de verhouding van bestedingen bij supermarkten en de horeca – twee grove substituten – weer terug op pré-coronaniveau. Nu het inhaaleffect achter de rug is wordt de invloed van inflatie op de consumptie beter zichtbaar. Voor de komende twee kwartalen verwachten wij dan ook een verdere krimp van de consumptieve bestedingen.

Loongroei, overheidsbeleid en spaargeld zorgen in 2023 voor aantrekkende consumptie

Vanaf het tweede kwartaal van 2023 verwachten wij dat de consumptieve bestedingen weer beginnen te groeien, waardoor het jaarcijfer op -0,2% zal uitkomen. De inflatie zwakt af terwijl de loongroei verder aantrekt, het spaargeld langzaam in de economie terugvloeit en het overheidsbeleid de koopkracht stut. De cao-loongroei, die normaliter zo’n 2 tot 3% bedraagt, komt door de combinatie van inflatie en de krappe arbeidsmarkt in 2023 naar verwachting uit op 4,4%. Hier komt de incidentele loongroei nog bovenop. Zo zijn er meer eenmalige uitkeringen en pakt de arbeidsmarktkrapte positief uit voor de lonen van baanwisselaars en starters. Verder gaat het minimumloon met 10% omhoog en stijgt de hieraan gekoppelde AOW mee. Daarnaast kunnen pensioenfondsen dankzij de gunstige ontwikkeling van de dekkingsgraden in 2022 in 2023 weer indexeren. De koopkracht bevorderende effecten van het overheidsbeleid zijn in 2023 vooral geconcentreerd bij de lagere inkomensgroepen. Tegenover deze voor de consumptie gunstige factoren staat wel dat het sentiment op de huizenmarkt is gedraaid. De hogere hypotheekrente, de daling van het aantal verhuizingen en het vooruitzicht van lagere huizenprijzen zullen hun weerslag hebben op de consumptie.

Krappe arbeidsmarkt blijft buffer in economisch zwaar weer

De krappe Nederlandse arbeidsmarkt biedt een goede uitgangspositie bij de naderende recessie. Een sterke oploop van de werkloosheid is doorgaans een recept voor een langere en diepere recessie. Dit is echter niet wat wij verwachten. De arbeidsmarkt blijft de komende jaren krap. Ten eerste door het beperkte aanbod van arbeidskrachten. Zo is de netto arbeidsparticipatie al historisch hoog met 72,3% en vergrijst de beroepsbevolking. Ten tweede door de sterke arbeidsvraag. Werkgevers zijn terughoudend met werknemers ontslaan, wat leidt tot zogenoemd labour hoarding. Dit is positief voor de arbeidsvraag maar heeft ook nadelige effecten, waaronder een lagere productiviteit per werknemer. Hoewel er bij de overheid een grote behoefte is aan personeel, houden wij er rekening mee dat de totale arbeidsvraag door de recessie wat zal verzwakken en dat de werkloosheid zal oplopen van 3,6% in 2022 naar 4,3% in 2023. In historisch perspectief blijft de arbeidsmarkt nog steeds krap.

Monetaire tegenwind zwelt aan, terwijl we een recessie in gaan

De aanhoudend hoge inflatie dwingt centrale banken om harder op de rem te trappen. Wij denken dat de ECB de beleidsrentes zal verhogen totdat het officiële rentetarief in maart 2,5% bedraagt. Terwijl de eurozone een recessie tegemoet gaat, ziet de ECB zich momenteel gedwongen om het monetair beleid te verkrappen, een situatie die al lange tijd niet is voorgekomen. In de meest recente recessies, zoals de pandemie en de eurocrisis, verruimde de ECB het beleid juist om de economie te ondersteunen en het recessiegevaar te bezweren. Het draaiende sentiment op de huizenmark toont hoe snel het ECB-beleid al doorwerkt. Aangezien monetair beleid met vertraging op de economie doorwerkt, zal de monetaire tegenwind de komende kwartalen verder in kracht toenemen.

Financieringscondities en onzekerheid betekenen een moeilijk jaar voor investeringen

Hogere rentes in combinatie met verslechterde groeivooruitzichten voorspellen zwaar weer voor de investeringen. Aan zowel de vraag- als de aanbodkant heerst onzekerheid. Zo weten bedrijven niet precies hoe de vraag naar hun producten zich volgend jaar gaat ontwikkelen. Dat maakt bedrijven terughoudend met investeren. Tegelijkertijd komen financiers minder makkelijk over de brug met leningen dan enkele kwartalen geleden. Ook dat remt de investeringsactiviteit. Dit is bijvoorbeeld goed te zien bij de bouw van woningen en ander vastgoed, waar een vijfde van de totale Nederlandse investeringen direct of indirect mee samenhangt.

Overheid speelt grote rol in bbp-ontwikkeling van 2023

De overheid levert een belangrijke bijdrage aan de bbp-groei in 2023. Zo stut zij de consumptie door via het prijsplafond Nederlandse huishoudens tegen koopkrachtverlies te beschermen. Ook de overheidsconsumptie stijgt volgend jaar. Verder dempt de overheid de terugval in activiteit door meer te investeren. Maar haar ambities op dat terrein worden beperkt door structurele capaciteitsgrenzen. Door de krappe arbeidsmarkt is het niet mogelijk om alle geplande uitgaven ook daadwerkelijk te doen. Daarnaast zijn er structurele knelpunten, zoals de stikstofproblematiek, die publieke investeringen zoals infrastructurele projecten en woningbouw in de weg staan. Wij denken dat er in 2023 eveneens sprake zal zijn van onder-uitputting van de overheidsbegroting.

Gegeven de huidige macro-economische situatie zou het goed zijn als de overheid een draai maakt naar meer gerichte steun in plaats van naar generieke maatregelen zoals het prijsplafond. Ten eerste omdat de hoge inflatie grenzen stelt aan vraagstimulering zonder de inflatie aan te wakkeren. Ten tweede omdat de rente op schuldpapier van de overheid flink is gestegen, waardoor de overheidsfinanciën op langere termijn in het gedrang kunnen komen. Op korte termijn staan de overheidsfinanciën er echter nog goed voor. Het begrotingstekort stijgt volgend jaar naar 3,1% van het bbp. De overheidsschuld komt uit op een in internationaal perspectief lage 50% van het bbp.

Een milde recessie maar ook mild herstel dat doorwerkt in 2024

De factoren die in 2023 de economie belemmeren, hebben ook hun weerslag op de activiteit in 2024. Zo zal de afkoeling van de huizenmarkt een negatieve invloed hebben op consumptieve bestedingen, zal het krappere ECB-beleid met vertraging blijven doorwerken op de economische groei. Ook blijft Nederland kampen met structurele problemen, waaronder de krappe arbeidsmarkt en de opgaven die er liggen voor het behoud van de natuur en het tegengaan van klimaatverandering. Dit leidt tot de prognose dat de bbp-groei in 2024 en mogelijk ook de jaren daarna onder trend van 1,5% uitkomt.

NEIZ * Twee opeenvolgende kwartalen met negatieve k-o-k bbp-groei.

Share this research
  • Delen via LinkedIn
  • Delen via Facebook
  • Delen via X
  • Delen via Mail