De week van consumentenbestedingen, prijskaartje milieu en controles op milieu-overtredingen

Consumptieve bestedingen in de min door de nieuwe milde lockdown. Aan het milieu hangt geen prijskaartje. Wat betekent het als omgevingsdiensten en arbeidsinspectie te kort schieten?
Co-auteurs: Nora Neuteboom en Piet Rietman
Consumptieve bestedingen in de min door de nieuwe milde lockdown
De Nederlandse economie is in het derde kwartaal van 2021 met 1,9% gegroeid ten opzichte van het kwartaal ervoor (AAB verwachting: 2,2%). De groei is met name toe te schrijven aan de forse stijging van consumptieve bestedingen, die met 3.8% stegen. In de afgelopen twee kwartalen steeg de consumptie, in vergelijking tot dezelfde periode vorig jaar met 15% Maar met de nieuwe milde lockdown en een eventueel 2G-scenario erna, zal de inhaalgroei in consumptie waarschijnlijk ten einde komen. De invloed van de milde lockdown op de economie zal waarschijnlijk beperkt zijn. Dat komt door de duur: 3 weken is te overzien. Bovendien raakt deze lockdown voornamelijk de ‘avondhoreca’. Circa 4% van al onze bestedingen gaat naar cafés en restaurants. Tijdens de coronacrisis bleken consumenten vrij flexibel te zijn. Zij pasten hun gedrag snel aan naar gelang wat er mogelijk was. De verwachting is dat dit nu ook gebeurt. Consumenten zullen waarschijnlijk vaker uitgebreid gaan lunchen dan dineren nu de horeca om 8 uur dicht moet. Dat verzacht de pijn enigszins. Tijdens de eerste en tweede lockdown vielen de consumptieve bestedingen fors terug vanwege de ‘angst’ voor het virus. Deze angst is nu, mede dankzij de hoge vaccinatiegraad, een stuk minder aanwezig. Daardoor zullen mensen gewoon naar (relatief) drukke plekken blijven gaan, zoals winkels en recreatiemogelijkheden (theaters, bioscopen) en hun geld blijven besteden.
De effecten van het 2G-beleid zijn lastiger in te schatten. Het kabinet wil ongevaccineerden alleen uitsluiten van locaties "waar de risico's op besmetting het allergrootst zijn", zegt het kabinet. Dat zijn de plekken waar mensen dicht bij elkaar staan, dus vooral volle kroegen, festivals en evenementen. Dat betekent dat daar potentieel minder klanten kunnen komen, circa 15% van de populatie is niet gevaccineerd. De totale impact op de consumptieve bestedingen hangt dan af van hoeveel mensen zich alsnog laten vaccineren en de duur van het 2G-beleid.
Er wordt ook gesproken over een uitbreiding van 2G naar de werkvloer. Het kabinet wil het wettelijk mogelijk maken dat werkgevers op de werkvloer om het coronatoegangspas kunnen vragen. Dit zou mogelijk een grotere verstoring kunnen veroorzaken als ongevaccineerde werknemers toegang wordt geweigerd op het werk, zeker in de huidige krappe arbeidsmarkt. Het is nog maar de afwachting of deze regels er komen. Er is veel weerstand in de Tweede Kamer. Bovendien is het juridisch lastig te bewerkstelligen. Ook is het nog maar de vraag hoeveel werkgevers daadwerkelijk overgaan tot 2G-beleid als zij deze op vrijwillige basis mogen uitvoeren.
Al met al hebben we onze consumptieramingen voor het vierde kwartaal iets omlaag geschroefd, waardoor we nu uitkomen op een daling van 0,4% in het vierde kwartaal ten opzichte van het derde kwartaal. Dat is vergeleken de impact van de eerste lockdown begin dit jaar, toen de consumptie in totaal met 4,9% inzakte, vrij beperkt. (Nora Neuteboom)
Aan het milieu hangt geen prijskaartje
De maatschappelijke nadelen van milieuschade staan internationaal steeds beter op het netvlies. Toch lukt het maar niet om deze kosten in de prijs van goederen en diensten te verrekenen.
Ook in Glasgow kwam het niet tot afspraken over internationale CO2-beprijzing, terwijl dit op papier de kortste route is naar een minder vervuilende economie en een schoner milieu. In Nederland hangt evenmin een marktconform prijskaartje aan milieuschade. Ja er zijn belastingen die erop gericht zijn milieubelastende activiteiten af te remmen. En ja, de overheid probeert haar milieubeleid te financieren met heffingen op dit soort activiteiten. Maar het is allemaal erg bescheiden. Als het op milieu aankomt, verlaat de overheid zich vooral op regelgeving.
Het bedrag dat de overheid aan milieubelastingen en -heffingen ontvangt, is gestegen van EUR 12 mld in 1995 naar EUR 27 mld 2020. Dit lijkt een forse toename. Afgezet tegen de totale toegevoegde waardevalt de toename echter behoorlijk tegen. Nog sterker, in de periode 1995-2020 daalde het totaal aan afdrachten van 3,9% naar 3,8% van de totale toegevoegde waarde.
Het merendeel van de milieubelastingen en -heffingen komt voor rekening van particuliere huishoudens. Net als in 1995 zijn die verantwoordelijk voor 60% van de milieuafdrachten. De overige 40% komt van het bedrijfsleven. Dit is een bewuste keus van de overheid. Behoud van werkgelegenheid gaat boven het principe van ‘de vervuiler betaalt’.
Wel zijn er verschuivingen tussen de verschillende bedrijfssectoren. Met name de sector ‘delfstofwinning’ en de sectoren ‘landbouw, bosbouw en visserij’ hebben in de loop der jaren te maken gekregen met hogere milieuafdrachten. Inmiddels moeten deze sectoren respectievelijk 1,3% en 5,1% van hun toegevoegde waarde afdragen. In 1995 was dat nog 0,2% en 1,7%.
Ook voor de industrie zijn de milieuafdrachten gestegen. In 1995 bedroegen deze nog 1,3% van de toegevoegde waarde van de sector. Tegenwoordig is dat 2,0%. Gegeven de hoge CO2-uitstoot is dat echter vrij laag. Dit komt doordat de prijs op CO2-uitstoot niet marktconform is. Als dat wel het geval zou zijn, zouden de afdrachten veel hoger zijn. Tegelijkertijd zijn er sectoren die hun milieuafdrachten hebben zien dalen. De sector die het meest in het oog springt, is ‘water- en afvalbeheer’. In 1995 moest deze sector 10,6% van haar toegevoegde waarde afdragen. In 2020 was dat nog slechts 4,4%. Ook voor de sector handel zijn de milieulasten gedaald, van 2,7% naar 1,9%.
Hoewel de verhouding tussen milieubelastingen en -heffingen gelijk bleef (80% om 20% van de opbrengsten), veranderde bij beide bronnen wel de onderliggende mix. Het aandeel van belasting op het verbruik van energie groeide ten koste van het aandeel van belastingen op auto- en motoraanschaf. Terwijl het aandeel rioolheffingen steeg, daalde het aandeel van heffingen op waterverontreiniging.
Als het op beprijzen van milieukosten aankomt, zijn er de afgelopen decennia dus verschuivingen geweest. Maar deze waren zeer beperkt, een echte doorbraak bleef uit. Wat voor Glasgow geldt, geldt dus ook voor Nederland. Alle oproepen tot actie, actie, actie van onze premier ten spijt. Aan het milieu hangt geen prijskaartje, aan milieuschadebeperkende maatregelen uitstellen wel. Kijk maar naar de schade als gevolg van de overstromingen in Limburg. (Philip Bokeloh)
Wat betekent het als omgevingsdiensten en arbeidsinspectie te kort schieten?
Op veel plekken in Nederland worden bedrijven nauwelijks gecontroleerd op milieu-overtredingen. En waar toch overtredingen worden vastgesteld, worden nauwelijks boetes opgelegd.
Dat blijkt uit vandaag gepubliceerd Investico-onderzoek. Een deel van het geschetste probleem is dat sommige omgevingsdiensten weinig controleren en anderen veel. Daarnaast worden er in veel gevallen geen boetes opgelegd: twee straffen op honderd overtredingen.
Controle op milieu-overtredingen is een gedecentraliseerde verantwoordelijkheid zonder al te veel budget. In de dataset(xlsx) van Investico is te zien hoe zich dat in de meeste regio's in fte's vertaalt: er wordt met 1, 2 of 3 fte toezicht gehouden op duizenden of tienduizenden bedrijven. Daaruit vloeien slechts honderden controles uit voort en slechts enkele straffen.
Maar aantallen fte's zijn niet het enige probleem. Als er genoeg fte's zijn om een overtreding te constateren kan er ook een boete opgelegd worden. Een tekort aan medewerkers verklaart de twee straffen op honderd overtredingen niet. Net zoals bij de arbeidsinspectie het aanstellen van meer inspecteurs niet leidde tot een effectievere aanpak van arbeidsuitbuiting - zo constateerde de Algemene Rekenkamer enkele weken geleden.
Dat er een oplossing gevonden moet worden - vaker straffen, meer mensen, meer bevoegdheden of een combinatie daarvan - is niet alleen een maatschappelijke maar ook een economische kwestie. Het is in het belang van bedrijven die zich wél aan de wet houden, dat zij niet met oneerlijke concurrentie te maken krijgen. En hoe aantrekkelijker het is om op een foute manier te snijden in de loonkosten of de kosten voor het verwerken van milieuvervuilende stoffen, hoe minder wordt ingezet op daadwerkelijke verbeteringen van het bedrijfsproces.
