ESG & Economie - Tempo van emissiereductie EU moet met 50% omhoog om doelstelling te halen


De EU is een van de weinige landen/regio's in de mondiale top tien van BKG-emittenten die hun uitstoot aanzienlijk hebben verminderd sinds de Overeenkomst van Parijs, die in 2016 van kracht werd. De andere zijn Japan en de VS. Toch moet het tempo van de emissiereductie in de EU worden opgevoerd om de doelstellingen van de Green Deal van de EU te halen. Andere belangrijke EU-klimaatdoelstellingen voor 2030, zoals het aandeel hernieuwbare energie in het energieverbruik en het primaire en finale energieverbruik, zullen waarschijnlijk evenmin worden gehaald als het tempo van de toename/afname niet merkbaar wordt opgevoerd. Met nog maar ongeveer zes jaar te gaan, evalueren we in deze notitie de kans dat de EU haar belangrijkste klimaatdoelstellingen in 2030 haalt.
Sinds de overeenkomst van Parijs is er aanzienlijke vooruitgang geboekt in de richting van de belangrijkste klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030, maar het tempo van de vooruitgang moet worden opgevoerd.
De uitstoot van broeikasgassen (BKG) in de EU is sinds de Overeenkomst van Parijs aanzienlijk gedaald, maar het tempo van de gemiddelde jaarlijkse afname moet met meer dan 50% worden verhoogd om de doelstelling van -55% in 2030 ten opzichte van 1990 en de uiteindelijke doelstelling van netto nul in 2050 te halen.
De doelstellingen voor het primaire en finale energieverbruik kunnen alleen worden gehaald als het tempo van de vermindering van het primaire verbruik met ongeveer 40% wordt opgevoerd, terwijl dit tempo bij het finale verbruik moet verdubbelen.
Het EU-streefcijfer voor het aandeel van hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie zal alleen worden gehaald als het aandeel tot 2030 met ongeveer 2,5 procentpunten per jaar stijgt, wat bijna drie keer meer is dan de gemiddelde jaarlijkse stijging sinds de Overeenkomst van Parijs.
De uitvoering van bestaand klimaatbeleid en aanvullende plannen hangt in grote mate af van politieke en publieke steun. Tijdens de EU-verkiezingen van 2024 hebben groene partijen steun verloren, maar er was op nationaal niveau nogal wat variatie.
Daarnaast laat de Eurobarometer zien dat een grote meerderheid van de EU-burgers denkt dat hun leven en gezondheid dagelijks worden beïnvloed door klimaatverandering en ook van mening is dat EU-beleid nodig is om klimaatverandering tegen te gaan.
Broeikasgasemissiereductie buiten de EU-ETS moet worden opgevoerd
Binnen de mondiale top 10 van BKG emitterende landen/regio's heeft de EU de meest negatieve bijdrage geleverd aan de mondiale verandering in emissies sinds de Overeenkomst van Parijs (zie grafiek linksonder). Terwijl de totale mondiale uitstoot tussen 2016 en 2023 met ongeveer 8% is gestegen, is de uitstoot in de EU met meer dan 17% gedaald, waardoor de totale mondiale verandering in uitstoot met 1,4 procentpunten is afgenomen. Dit gezegd hebbende, moet het tempo van de vermindering in de EU worden opgevoerd om de EU-doelstelling van -55% in 2030 ten opzichte van 1990 en netto nul emissies in 2050 te halen. Als het gemiddelde jaarlijkse reductietempo sinds de Overeenkomst van Parijs wordt aangehouden tot 2030, zou de totale reductie in 2030 ongeveer 48% bedragen. Volgens het Europees Milieuagentschap (EEA, zie ) en de Europese Commissie (EC, zie ) zouden bestaande klimaatmaatregelen resulteren in een reductie van slechts 43% in 2030 ten opzichte van 1990. Echter, in 2024 heeft een groot aantal van de EU-lidstaten hun emissieprognoses geactualiseerd of hun definitieve geactualiseerde Nationale Energie- en Klimaatplannen (NECP's) ingediend bij de EC. Volgens de EC en het EEA zouden deze aanvullende maatregelen de reductie van BKG waarschijnlijk verhogen tot ongeveer 51% in 2030.
Er is een verschil tussen de uitstoot van BKG door sectoren die vallen onder het Europese emissiehandelssysteem (ETS - zie voor meer informatie over ETS onze eerdere publicaties en ) en de uitstoot door sectoren die niet onder ETS vallen, maar onder de Effort Sharing Regulation (ESR). De ETS-emissies waren in 2023 48% lager dan in 2005 (het jaar waarin EU-ETS voor het eerst werd ingevoerd) en zullen naar verwachting in 2030 62% lager zijn dan in 2005. Daarentegen waren de emissies van sectoren die onder de ESR vallen in 2023 slechts 19% lager dan in 2005. Op basis van de huidige beleidsmaatregelen en aangekondigde aanvullende plannen - waaronder een nieuw ETS voor deze sectoren - zullen de ESR-emissies naar verwachting niet voldoen aan de doelstellingen, die op nationaal niveau zijn vastgesteld en per land verschillen (zie )
Voor de periode na 2030 laten de op de NECP's gebaseerde prognoses een steeds grotere kloof zien tussen de emissies en de doelstellingen voor 2040 en 2050 volgens het EEA en de EC. De EC heeft in februari 2024 een tussentijdse doelstelling voor 2040 voorgesteld van 90% reductie ten opzichte van 1990. Het nieuw gekozen Europees Parlement en de lidstaten bespreken dit doel nu. De Commissie, die in december 2024 is aangetreden, zal op basis daarvan met wetgevingsvoorstellen komen. Volgens de prognoses van het EEA en de EC zullen bestaande beleidsmaatregelen en aangekondigde aanvullende beleidsplannen resulteren in een reductie van slechts 65% in 2040 ten opzichte van 1990. Er zal slechts een zeer beperkte extra emissiereductie zijn in de jaren tussen 2040 en 2050 (zie grafiek rechtsboven).
Doelen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie worden ook niet gehaald
Twee andere belangrijke klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 gaan over het aandeel van hernieuwbare energie in het totale energieverbruik en de energie-efficiëntie (de hoeveelheid primair en finaal energieverbruik). Het streefcijfer voor 2030 voor het aandeel hernieuwbare energie is 42,5% en het resultaat voor 2023 was 24,5%, tegen ongeveer 10% in 2005. De grootste groei van 2005 tot 2023 in termen van de verschillende (bijbehorende) technologieën was zonne-energie (24-voudige groei), gevolgd door warmtepompen (12-voudige) en windenergie (6-voudige). De EC schat dat bestaande beleidsplannen het aandeel zouden verhogen tot ongeveer 39% in 2030 en dat aanvullende beleidsmaatregelen nodig zijn om het doel te bereiken. In juni 2024 heeft een groot aantal (maar niet alle) lidstaten hun definitieve bijgewerkte NECP's ingediend bij de EC. Deze zijn nog niet volledig beoordeeld door de EC, maar de nieuwe plannen zouden het aandeel hernieuwbare energie in 2030 kunnen verhogen. We hebben gekeken naar de wijzigingen in de concept geactualiseerde NECP's en de definitieve geactualiseerde NECP's van een aantal grote lidstaten en het lijkt erop dat een verbetering van de uitkomst voor 2030 van ongeveer 1 procentpunt (tot ongeveer 40%) zal worden bereikt.
Wat energie-efficiëntie betreft, heeft de EU een bindend streefcijfer vastgesteld voor het finale energieverbruik van maximaal 763 Mtoe in 2030 en een indicatief streefcijfer voor het primaire energieverbruik van maximaal 992,5 Mtoe. Sinds de Overeenkomst van Parijs is het primaire verbruik in totaal met 11,3% gedaald, terwijl het finale verbruik met 6,8% is gedaald. Om de EU-doelstelling voor 2030 voor het primaire verbruik te halen, moet het gemiddelde jaarlijkse reductietempo met ongeveer 40% worden opgevoerd ten opzichte van de periode 2016-2023. De gemiddelde jaarlijkse vermindering van het finale verbruik moet in de periode tot 2030 verdubbelen. Volgens de beoordeling door de EC van de ontwerp-bijgewerkte NECP's zou de EU-doelstelling voor het finale energieverbruik in 2030 met ongeveer 7% worden overschreden op basis van bestaande beleidsmaatregelen. De beoordeling door de EC van de definitieve bijgewerkte NECP's en de geplande aanvullende beleidsmaatregelen die in die NECP's worden genoemd, zouden de kloof tussen het verwachte resultaat en het streefcijfer voor 2030 enigszins kunnen verkleinen.
Implementatie is de sleutel
Het volledige klimaatbeleidspakket Fit-for-55 van de EU is goedgekeurd door het Europees Parlement en de Europese Raad, wat betekent dat het beleid is verankerd in de Europese klimaatwet. Daarmee is de aandacht verschoven naar de uitvoering op nationaal niveau. Hierbij zijn veranderingen in het politieke landschap van de lidstaten belangrijk, maar ook de algemene houding ten opzichte van klimaatverandering onder EU-burgers.
De fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie heeft momenteel 7,4% van de zetels in het Europees Parlement, minder dan na de verkiezingen van 2019 toen ze 10% van de zetels wonnen. De rechtergrafiek hieronder toont de resultaten van een geselecteerd aantal individuele landen waar het aantal zetels van fractie in het EP groter dan nul was in 2019 of 2024. De meest opvallende dalingen werden geregistreerd in Duitsland, Frankrijk, Ierland, België, Portugal en Tsjechië, terwijl de meest opvallende stijgingen werden geregistreerd in Italië, Spanje, Nederland, Kroatië, Roemenië, Denemarken en Zweden.
Naast hun stemgedrag tijdens nationale of Europese verkiezingen hebben Europese burgers ook andere middelen tot hun beschikking om invloed uit te oefenen op de uitvoering van het klimaatbeleid door regeringen en bedrijven, bijvoorbeeld door klimaatrechtszaken aan te spannen bij de rechtbanken van de Europese Unie of het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (zie bijvoorbeeld , en ). Sinds ongeveer 2015 vertoont het aantal Europese klimaatrechtszaken een stijgende trend, waarbij rechtbanken uit heel Europa een toenemend aantal en een grotere diversiteit aan klimaatzaken behandelen. Bovendien kunnen burgers een klacht indienen bij de EC als een land zich niet houdt aan de Europese klimaatwetgeving, waarna de EC een inbreukprocedure kan starten (zie ). Volgens de gerenommeerde Eurobarometer [1] vindt een grote meerderheid van de EU-burgers dat klimaatkwesties een direct effect hebben op hun dagelijks leven en gezondheid (zie grafiek linksonder). Uit de Eurobarometer blijkt ook dat meer dan 84% van de EU-burgers van mening is dat EU-klimaatwetgeving noodzakelijk is om het milieu in hun land te beschermen.
Conclusie
Op wereldschaal is de EU een van de weinige regio's/landen die hebben bijgedragen aan de vermindering van de wereldwijde uitstoot van BKG. Er is brede steun onder de EU-burgers voor het standpunt dat verder klimaatbeleid op EU-niveau nodig is en er is een stijgende trend in het aantal klimaatrechtszaken in Europa. Daarom lijkt het waarschijnlijk dat de EU zal blijven bijdragen aan een wereldwijde vermindering van de uitstoot van BKG en ook andere maatregelen zal blijven nemen die nodig zijn om de opwarming van de aarde te beperken. Op basis van de trends sinds de Overeenkomst van Parijs ligt de EU momenteel echter op koers om haar doelstellingen voor 2030 niet te halen.
[1] Een landoverschrijdend peilingsinstrument dat door de EC, het Europees Parlement en andere EU-instellingen en -agentschappen wordt gebruikt om regelmatig de stand van de publieke opinie in Europa te monitoren over kwesties die verband houden met de Europese Unie, evenals de houding ten opzichte van onderwerpen van politieke of sociale aard.