Eurozone - Inflatoire druk smelt weg

PublicationMacro economy

Het bbp is in de eerste maanden van 2024 waarschijnlijk weer ongeveer gelijk gebleven. Dankzij de aanhoudende economische zwakte neemt de onderliggende inflatiedruk af waardoor de ECB in juni kan beginnen met het verlagen van de rente.

Het bbp van de eurozone stagneerde waarschijnlijk voor het zesde achtereenvolgende kwartaal in het eerste kwartaal van 2024. Onze maandelijkse bbp-tracker, die bestaat uit detailhandelsverkopen, registraties van nieuwe auto's, industriële productie en enquêtes die de activiteit in de dienstensector meten, suggereert dat het bbp in januari-februari onveranderd bleef. Recente indicatoren voor de wereldwijde industrie en handel wijzen erop dat het dieptepunt is gepasseerd, waardoor de industriële sector en de export van de eurozone zouden moeten opveren. De binnenlandse bestedingen zullen evenwel nog enige tijd zwak blijven als gevolg van de verkrapping van het begrotingsbeleid en het nog steeds hoge renteniveau. Ook zal de verslechtering van de arbeidsmarktomstandigheden als gevolg van de aanhoudende economische stagnatie een neerwaarts effect hebben op de loonstijging en de particuliere consumptie. Na het eerste kwartaal verwachten we dat de bbp-groei iets zal aantrekken, maar dit jaar onder de trend zal blijven.

De daling van de inflatie heeft zich in de eerste maanden van 2024 voortgezet. De totale inflatie daalde van 2,8% in januari naar 2,6% in februari en de kerninflatie daalde van 3,3% naar 3,1%. Uit de details blijkt dat de grootste dalingen sinds eind 2023 plaatsvonden bij voedingsmiddelen en industriële goederen. De diensteninflatie stabiliseerde in januari en februari (op 4,0%). Diensten leveren momenteel veruit de grootste bijdrage aan de totale inflatie. De diensteninflatie wordt voornamelijk door binnenlandse factoren bepaald en de loonstijging heeft een relatief grote invloed op prijsveranderingen. Daarom is een afname van de loonstijging een belangrijke voorwaarde voor een afname van de prijsinflatie in de dienstensector. Zoals we in een recente notitie uitleggen (zie hier) heeft de loongroei in de eurozone al de piek bereikt en verwachten we dat deze de komende kwartalen verder zal afnemen. Bovendien beperkt de aanhoudend zwakke groei van de (diensten)consumptie de ruimte voor prijsstijgingen. Al met al verwachten we dat de totale inflatie en de kerninflatie de komende maanden zullen blijven dalen en rond het midden van het jaar in de buurt zullen komen van de ECB-doelstelling van 2%.

De ECB hield de communicatie over het monetaire beleid ongewijzigd in haar beleidsverklaring van maart. Desondanks werden de inflatieramingen van de ECB neerwaarts bijgesteld, wat de basis legde voor het begin van een monetaire versoepelingscyclus in de komende maanden. Tijdens de persconferentie suggereerde ECB-president Christine Lagarde dat juni waarschijnlijk het startpunt zal zijn voor renteverlagingen. Volgens Lagarde heeft de Raad van Bestuur weliswaar meer vertrouwen in de daling van de inflatie, maar nog niet 'voldoende' vertrouwen. Volgens Lagarde wil de Raad van Bestuur meer overtuigend bewijs zien voor een vertragende binnenlandse inflatiedruk, met name wat betreft de loongroei en de diensteninflatie. Met betrekking tot de informatiestroom over deze onderwerpen beweerde ze dat "we in april iets meer zullen weten en in juni veel meer". Dit is een niet erg subtiele hint dat de ECB waarschijnlijk tot juni zal wachten met het verlagen van de rente.