Gedeeld wonen: een probleem, maar mogelijk ook een oplossing

De bevolking groeit. Dit komt niet zozeer doordat er zoveel kinderen worden geboren in verhouding tot het aantal sterfgevallen, maar doordat Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats is.
De mogelijkheden voor scholing en werk zijn hier gunstig vergeleken met andere Europese landen. Het aantal EU-ingezetenen dat hier naartoe komt, is daarom groter dan het aantal dat het land verlaat. De migratie is de afgelopen decennia door de verdere Europese integratie bovendien in een stroomversnelling gekomen.
Over aantallen en de herkomst van EU-migranten is het nodige bekend. Daar houdt het CBS al langer cijferreeksen over bij. Het is echter onbekend hoe de wooncarrière van migranten verloopt en of het verblijf in Nederland slechts tijdelijk of permanent is. Een recent door het gepubliceerd onderzoek brengt hier verandering in. Het licht een tipje van sluier op en komt met bevindingen die interessant zijn voor het volgende kabinet dat broedt op plannen ter verbetering van de woningmarkt.
Uit het PBL-onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat het merendeel van de migranten slechts tijdelijk verblijft. Er is dus veel doorloop. Tegelijkertijd is er echter ook een substantieel aantal dat zich permanent vestigt. In de eerste groep zijn vooral migranten uit Zuid- en West-Europese landen zwaar vertegenwoordigd, in de tweede groep migranten uit Oost-Europa. Waarschijnlijk spelen de individuele ontplooiingsmogelijkheden in het thuisland eendoorslaggevende rol bij dit verschil.
Verder komt uit het onderzoek naar voren dat relatief veel migranten een woning delen. Dit heeft te maken met de krapte op de woningmarkt, wat de keus beperkt. Met de leeftijd, het gaat veelal om jongeren die hier komen werken of studeren. Met de lagere woonlasten, wat woningdelen aantrekkelijk maakt. En met de instelling die de komst faciliteert: het is voor kennisinstellingen, uitzendbureaus en werkgevers een snelle manier om studenten, uitzendkrachten en werknemers te huisvesten.
Door groepen migranten in de loop van de jaren te volgen heeft PBL ook meer duidelijkheid gekregen over de wooncarrière die migranten doorlopen. Analyse wijst uit dat voor veel migranten de gedeelde woning behalve toegangsdeur vaak ook het eindportaal van de woningmarkt vormt, ook voor degenen die zich uiteindelijk permanent vestigen. PBL waarschuwt voor de problemen die dit met zich mee kan brengen.
Duurzaam aangewezen zijn op een gedeelde woning kan de verdere integratie belemmeren. Daarnaast kunnen gedeelde woningen de leefbaarheid van wijken aantasten. Overlast doordat veel mensen te dicht op elkaar leven en een snelle doorloop van bewoners ondermijnen de sfeer in de wijk, helemaal als dit soort gedeelde woningen zich in al zwakke wijken concentreert. Tot slot kan de gebrekkige huisvesting migranten afschrikken te komen, wat de krapte op de arbeidsmarkt vergroot.
Het al dikke dossier van woningmarkt heeft er dus een nieuw lemma bij. Wellicht is het mogelijk van de nood een deugd te maken. In zijn boek Extreme Economies beschrijft Richard Davies hoe mensen in de marge van de maatschappij het hoofd boven water houden en wat daarvan te leren valt. Eén hoofdstuk van Davies’ boek is gewijd aan de vergrijzing in Japan. Japanse senioren hadden nooit gedacht zo oud te worden. Nu moeten zij rondkomen van een karig pensioen en leven velen van hen in eenzaamheid.
Een manier waarop Japan hiermee omgaat, is door gemeenschappelijke wooncomplexen te ontwikkelen voor meer dan 15 personen. Deze zijn vaak gebaseerd rondom een specifiek, collectief gedeelde norm, ethisch dan wel esthetisch. Dit concept, dat is afgekeken van buitenlanders die zo toegang kregen tot de afgeschermde Japanse woningmarkt, sluit aan bij de ideeën van Rijksbouwmeester Floris Alkemade, die al langer pleit voor meer variatie in de Nederlandse woningbouw. Met louter een- en meergezinswoningen is de keuze te mager.
Met de transformatieopgave van kantoren en winkels die door corona verder is vergroot, dient er zich een mogelijkheid aan om in de verschuivende woonbehoefte te voorzien. Ook bij nieuwbouw zou er meer oog dienen te komen voor een rijker palet aan woonconcepten. Bij de ontwikkeling van die nieuwe woonconcepten is het uiteraard wel een voorwaarde dat de woningkwaliteit en de leefbaarheid in de wijk overeind blijven. Die horen niet in het gedrang komen. (Philip Bokeloh)
