Publication

Gemiddelde koopkracht daalt met 5 à 6%

Macro economieNederland

We verwachten dat het inflatiecijfer nog wat hoger wordt dan we eerder voorspelden. In plaats van met 8,0% gaan we er nu vanuit de consumentenprijzen in 2022 met 8,7% stijgen. We verwachten dat de inflatie volgend jaar uitkomt op 4,0% in plaats van de eerder geraamde 3,8%.

Onze nieuwe, hogere inflatieverwachting betekent ook een iets hogere verwachting van de cao-loongroei. Sommige cao’s – bijvoorbeeld in de havenindustrie – hebben automatische prijsindexatie (API) waardoor de lonen meegroeien zonder dat daarvoor een onderhandeling nodig is. Ook kan de hogere inflatie voor hogere looneisen zorgen, of kan het looneisen kracht bij zetten. Eerst gingen we uit van 2,8% cao-loongroei dit jaar, 3,2% volgend jaar en 3,4% in de jaren daarna. Nu is dat, respectievelijk, 3,0%, 3,3% en 3,5%.

Maar de hoge inflatie richt meer schade aan dan de loongroei goed kan maken. Inclusief fiscale wijzigingen en koopkrachtreparaties komt de Nederlandse werknemer dit jaar naar verwachting uit op een netto inkomensgroei van 3,2%. Alle groepen samen – dus ook gepensioneerden, uitkeringsgerechtigden en zelfstandigen - gaan er waarschijnlijk zo’n 3,1% op vooruit in 2022. Afgezet tegen de inflatie betekent dit een gemiddelde koopkrachtdaling van 5,6%.

Dit is de zogenoemde ‘statische koopkracht’. Ook het koopkrachtcijfer dat eind deze maand door het CPB in de concept-MEV wordt gepubliceerd is statisch. Wijzigingen in persoonlijke omstandigheden, zoals het wisselen van baan, worden in de statische koopkracht niet meegenomen. Maar door de arbeidsmarktkrapte dragen wisselingen van baan waarschijnlijk wel bij aan een iets hoger zogenoemd incidenteel loon en daarmee aan een iets minder hard dalende dynamische koopkracht.