Global Monthly - Zullen tekorten aan arbeidskrachten inflatoir worden?


De arbeidsmarkten zijn over de hele linie krap, maar met grote onderlinge verschillen. We verdiepen ons in de ontwikkelingen aan de vraag- en aanbodzijde en vinden dat de krapte bijzonder groot is in de VS, op de voet gevolgd door het VK en Nederland. Voor de eurozone als geheel is de krapte op de arbeidsmarkt veel minder zorgwekkend, waardoor de kans op een forse stijging van de lonen gering blijft. Hierachter gaan echter grote verschillen tussen de landen schuil.
Bovenstaande pdf is onze complete Global Monthly in het Engels, met regionale updates over de eurozone, Nederland, de VS en China. Ook lanceren wij een nieuwe indicator voor knelpunten aan de aanbodzijde van de economie. Onderstaand het hoofdartikel in het Nederlands.
Global View: Het aantal vacatures stijgt – maar waar zijn de werknemers?
Economieën krabbelen snel terug van hun door Omicron veroorzaakte groeivertraging, die minder schadelijk bleek dan gevreesd. De samengestelde PMI voor de eurozone steeg in februari met 3,5 punten tot 55,8, het hoogste peil in vijf maanden, terwijl in de VS uit hoogfrequente data over bezoekersaantallen in pandemiegevoelige restaurant- en luchtvaartsectoren bleek dat de terugval van november en december alweer is goedgemaakt. Beleidsmakers blijven zich vooral zorgen maken over de inflatie en niet zozeer over het tempo van het herstel. vooral vanwege de hardnekkige energie- en goedereninflatie. Ook hebben wij de timing van de renteverhogingen door de ECB naar voren gehaald, gezien de recente verschuiving in de communicatie van de bestuursleden. In tegenstelling tot de VS zien wij een aanzienlijk risico dat een te lage groei en inflatie in de eurozone uiteindelijk leiden tot een pauzeren of beëindigen van de cyclus van renteverhogingen door de ECB. Wij hebben onze groeiprognoses voor de eurozone neerwaarts bijgesteld vanwege de strengere financieringscondities en de gevolgen van de inflatie voor reële inkomens.
De sleutel tot de inflatievooruitzichten op middellange termijn blijft echter de arbeidsmarkt. Daarom gaat onze Global View deze maand over het schijnbare tekort aan arbeidskrachten, wat dit betekent voor de loonstijging en of we ons zorgen moeten maken over het ontstaan van een loon-prijsspiraal.
Waar zijn de arbeidskrachten gebleven?
Zullen er voldoende werkenden bereid en in staat zijn om aan de huidige en toekomstige vraag naar arbeid te voldoen? Dit is de hamvraag om te begrijpen waar de inflatiedynamiek op middellange termijn heen zal gaan, en welke acties centrale banken waarschijnlijk zullen ondernemen. Wij richten ons daarom op deze arbeidsmarktdynamiek, met speciale aandacht voor de VS, de eurozone, het VK en Nederland.
Krap, krapper, krapst
De arbeidsmarkten zijn over de hele linie krap, maar er zijn grote verschillen in de mate van krapte. Uit de geaggregeerde cijfers voor de eurozone blijkt dat de vacaturegraad veel minder sterk is gestegen dan in het VK en de VS. Ook binnen de eurozone verschilt de krapte op de arbeidsmarkt sterk van land tot land. In Noord-Europese landen als Duitsland en Nederland is de vacaturegraad hoog en neemt hij snel toe, terwijl in bijvoorbeeld Spanje en Portugal de vacaturegraad laag is en slechts geleidelijk toeneemt. Hoewel de ECB zich voor haar beleidsbeslissingen baseert op de geaggregeerde cijfers van de eurozone, blijven de verschillen tussen landen de eurozone een uitdaging vormen.
Meer "verborgen" vacatures in de pijplijn
Vooral op extreem krappe arbeidsmarkten kunnen werkgevers worden ontmoedigd om hun vacatures te plaatsen als er naar verwachting geen kandidaat zal solliciteren. Dit kan worden beschouwd als een verborgen vraag naar arbeidskrachten die zich kan aandienen zodra er meer werknemers op de markt komen. Om een idee te krijgen of dit het geval is, vergelijken we de enquêteresultaten van werkgevers die beweren dat een tekort aan arbeidskrachten de productie beperkt, met de daadwerkelijk geplaatste vacatures.
In Nederland zien we dat de toename van het aantal werkgevers dat melding maakt van een tekort aan arbeidskrachten sterker is dan de toename van het aantal daadwerkelijk geplaatste vacatures. Dit wijst er inderdaad op dat het "ontmoedigende werkgeverseffect" een rol kan spelen. Hoewel deze ontmoediging momenteel een belemmering vormt voor de groei van de vraag naar arbeidskrachten, zullen de "verborgen" vacatures waarschijnlijk toch worden geplaatst zodra werkgevers een grotere kans zien om kandidaten te vinden. In de verwerkende industrie van de eurozone zien wij nog geen tekenen van een ontmoedigd werkgeverseffect.
Is er meer vraag dan voor de pandemie?
Ligt de vraag naar arbeid al boven het niveau van voor de pandemie, en zo ja, kan dit leiden tot capaciteitsbeperkingen die inflatoir worden? Wij hebben deze vraag vanuit twee invalshoeken geanalyseerd: de totale vraag naar arbeid (werkgelegenheid plus vacatures), en uit werkgeversenquêtes in de industrie en de dienstensector afzonderlijk.
Alleen Nederland is boven het niveau van voor de pandemie
De pandemie leidde tot een vernietiging van arbeidsplaatsen die zichtbaar werd in een daling van het aantal vacatures en een stijging van de werkloosheid. Toen de economieën tussen de lockdowns opengingen, werden er echter nieuwe vacatures geplaatst en vervuld. De vraag is: heeft het scheppen van banen de vernietiging van banen sinds de pandemie goedgemaakt? Of, met andere woorden, is de totale vraag naar arbeid teruggekeerd naar het niveau van voor de pandemie?
Ondanks de uiterst krappe arbeidsmarktsituatie in de VS - waar de lonen ook zijn gestegen tot ongeveer 6% op jaarbasis - is de totale vraag naar arbeid nog steeds niet terug op het niveau van voor de pandemie. Dat komt niet doordat het aantal vacatures niet is gestegen, maar doordat er tijdens de pandemie meer banen verloren zijn gegaan dan er zijn bijgekomen. We komen hierop terug wanneer we naar de aanbodzijde van de arbeidsmarkt kijken.
In het VK - een andere extreem krappe arbeidsmarkt - is de totale vraag naar arbeid nog verder verwijderd van het niveau van vóór de pandemie. Ook hier lijkt het erop dat de enorme toename van het aantal vacatures meer te maken heeft gehad met het herstel van banen die door de pandemie verloren zijn gegaan dan met het creëren van extra vraag naar arbeid. Toch blijft de totale vraag onder het niveau van voor de pandemie, wat erop wijst dat er nog meer ruimte is voor het herstel van eerder verloren gegane banen.
Nederland lijkt de uitzondering op de regel te zijn: de werkgelegenheid en de vacatures zijn gestegen tot boven de pre-pandemische niveaus. De totale vraag naar arbeid ligt nu 0,8 procentpunt boven het niveau van voor de pandemie. Dit is grotendeels te danken aan het feit dat er tijdens de pandemie minder banen zijn verdwenen. In het tweede kwartaal daalde het aantal werkenden slechts met 166.000 en sindsdien heeft het zich meer dan hersteld. Intussen zijn er 317.000 extra mensen tot de beroepsbevolking toegetreden, en desondanks neemt de vacaturegraad nog steeds toe.
Gemiddelden eurozone verbergen grote verschillen
Het oordeel van de werkgevers zelf over de vraag of personeelstekorten hun productiecapaciteit beperken, biedt een genuanceerder beeld binnen de eurozone. Over het geheel genomen beschouwt zowel in de industrie als in de dienstensector ongeveer 27 procent van de werkgevers een tekort aan personeel als de belangrijkste beperking van de productie. Ook hier vertoont Nederland de meest extreme situatie, met name in de dienstensector, waar 43 procent van de werkgevers aangeeft dat een tekort aan arbeidskrachten hun voornaamste capaciteitsbeperking is. Ook Duitse werkgevers worden geconfronteerd met ernstige capaciteitsbeperkingen als gevolg van een tekort aan arbeidskrachten, zowel in de dienstensector als in de industrie. In Italië en Spanje daarentegen zijn er maar heel weinig werkgevers die een tekort aan arbeidskrachten als hun voornaamste capaciteitsprobleem aanmerken.
Waar zijn de werkenden?
Als de totale vraag naar werk in de meeste landen nog niet op het niveau van vóór de pandemie is, dan moet het aanbod van werknemers voor krapte zorgen. De huidige gegevens over het arbeidsaanbod laten opvallende verschillen tussen de regio's zien die de verschillen in loondruk helpen verklaren. Onderstaande figuur toont de participatiegraden voor verschillende regio's onder mensen van 16 tot 64 jaar.
Aan de ene kant zijn er de VS, waar miljoenen werknemers vrijwillig de arbeidsmarkt hebben verlaten, waardoor de arbeidsparticipatie op een nooit eerder geziene manier is gedaald. Ongeveer de helft van de mensen die de arbeidsmarkt hebben verlaten, zijn met vervroegd pensioen gegaan en zullen dus waarschijnlijk niet terugkeren.
Participatie eurozone terug op niveau maar onder trend
De eurozone kende een dubbele dip in de participatie na de twee grote lockdownperioden, maar de huidige participatiegraden zijn terug op het niveau van vóór de pandemie. Toch ligt de participatie nog steeds onder de trend van voor de pandemie. Een factor die volgens recent momenteel het arbeidsaanbod in de eurozone beperkt, is migratie. Sinds de pandemie zijn er minder mensen naar de eurozone gemigreerd, vooral uit EU-landen die niet tot de eurozone behoren, en zijn veel Europese werknemers uit het buitenland naar hun eigen land teruggekeerd. Dit heeft een (waarschijnlijk tijdelijk) neerwaarts effect gehad op het arbeidsaanbod van ongeveer 1,5 miljoen werknemers.
Het beeld van het arbeidsaanbod in de eurozone kan echter nog worden vertroebeld door het feit dat loonsubsidieregelingen ervoor zorgen dat werkgevers mensen aan het werk houden zonder omzet. Een deel van deze werknemers kunnen worden ontslagen zodra de subsidies aflopen. Op het hoogtepunt bedroeg het gebruik van loonsubsidieregelingen in Europa in 2020 maar liefst 16% van de beroepsbevolking. Met het huidige lage werkloosheidsniveau in de eurozone (7% in december) en het hoge percentage werkgevers dat het tekort aan arbeidskrachten als hun voornaamste belemmerende productiefactor beschouwt, zou het einde van de loonsubsidies enige verlichting moeten brengen in de krappe arbeidsmarkt. In Duitsland is vanaf januari 2022 nog steeds 2,7% van de beroepsbevolking afhankelijk van loonsubsidies, in Frankrijk gaat het in december 2021 om nog 2,2% van de beroepsbevolking. Hoeveel van deze werknemers opnieuw de arbeidsmarkt zullen betreden en of deze werknemers overeenkomen met de geplaatste vacatures is onbekend. Afhankelijk van de rigiditeit van de arbeidsmarkt per land zal deze frictiewerkloosheid uiteindelijk verdwijnen zolang de arbeidsmarkt krap blijft.
Vermindert Long Covid het arbeidsaanbod in het VK?
Het VK vertoont een opvallend eigen patroon, waar de participatie sinds de pandemie een langzame neerwaartse trend lijkt te vertonen. Hoewel de verschillen in de eurozone en de VS kunnen worden verklaard uit het feit dat de begrotingssteun in de eurozone was gericht op het behoud van banen door middel van loonsubsidieregelingen in tegenstelling tot de VS, waar mensen werden ontslagen en vervolgens overheidssteun ontvingen via werkloosheidsuitkeringen, bestond in het VK een soortgelijke loonsubsidieregeling als in de landen van de eurozone. De redenen waarom mensen de Britse beroepsbevolking verlaten, blijkt aanvankelijk vooral gedreven doordat mensen gingen studeren. Momenteel is ‘langdurige ziekte’ de belangrijkste reden geworden om de arbeidsmarkt te verlaten. We weten niet of het hier gaat om Long Covid. Ook achterstallige zorg kan hier een rol spelen.
Nederland: participatie in plaats van loon
Terwijl de vraag naar arbeid massaal is gestegen, zijn de lonen in Nederland nauwelijks gestegen. Nederlandse werkgevers werven hun werknemers rechtstreeks uit het onderwijs, uit flexibele banen en uit de pool van ontmoedigde werknemers. In het afgelopen jaar is de arbeidsparticipatie het sterkst gestegen onder jongere werknemers (15-34 jaar) en onder werknemers met een niet-westerse migratieachtergrond. De participatieniveaus zijn ook gestegen omdat sinds de pandemie een afnemend aantal mensen de arbeidsmarkt heeft verlaten. De mogelijkheid om thuis te werken mensen heeft werknemers mogelijk gestimuleerd om wat langer aan het werk te blijven.
Hoe sterk de participatie nog zal toenemen hangt af van het vermogen van ongeveer 1 miljoen mensen die het onbenut arbeidspotentieel vormen, om de overstap naar werk te maken. Daarbij heeft ook Nederland nog enige verborgen reserves in het arbeidsaanbod als gevolg van de loonsubsidieregelingen. In november en december 2022 ontving ongeveer 4 procent van de beroepsbevolking loonsubsidie via de werkgever. Deze regelingen zullen naar verwachting de komende maanden aflopen. De horeca heeft tijdens de vijfde en hopelijk laatste golf van besmettingen de meeste steun ontvangen, en nu de economie weer aantrekt, is het tekort aan arbeidskrachten ook in deze sector het grootst. Wanneer de subsidieregelingen aflopen zal een deel van het gesubsidieerde personeel beschikbaar komen op de arbeidsmarkt en direct in de horeca nieuw werk vinden.
Conclusie: Loonstijgingen in eurozone waarschijnlijk niet inflatoir
Het lijdt geen twijfel dat de arbeidsmarkten overal krap zijn. In de VS is de situatie het meest extreem, maar het VK en Nederland volgen op de voet. In de eurozone als geheel is het momenteel een veel minder nijpend probleem.
De vooruitzichten voor de loonstijging zijn dan ook het hoogst in de VS, maar zijn ook hoog in het VK. In Nederland is de loonstijging minder waarschijnlijk, ook al is de arbeidsmarkt er even krap als in het VK, omdat de toegenomen arbeidsparticipatie heeft bijgedragen tot een snelle vervulling van de vacatures. Ondanks deze extra participatie zijn de tekorten aan arbeidskrachten nog steeds een probleem, en het valt nog te bezien hoeveel de participatie verder kan toenemen voordat de lonen moeten stijgen. Momenteel verwachten wij voor 2022 een bescheiden loonstijging van 2,2%.
De loondruk in de VS is het gevolg van een negatieve aanbodschok die wellicht niet snel zal verdwijnen, en dit leidt tot een aanhoudende loondruk, ook al is de vraag naar arbeid nog niet teruggekeerd naar het niveau van voor de pandemie. Indien de forse toename van de detailhandelsverkopen in januari (+3,8% m/m) de komende maanden niet wordt gecorrigeerd, kan dit tot extra loondruk leiden, met een ernstig risico van een loon-prijsspiraal.
Alleen in Nederland heeft de totale vraag naar arbeid het niveau van vóór de pandemie schijnbaar overtroffen. In feite is er, ondanks een sprong in de participatie, nog steeds een groeiende vraag naar arbeid, waarbij de vacaturegraad blijft stijgen. Vooruitblikkend verwachten wij, gezien de verwachte toename van het aantal werkzoekenden naarmate de loonsubsidieregelingen aflopen, dat de loondruk het komende jaar bescheiden zal blijven.
In de eurozone als geheel is de vacaturegraad in een veel gematigder tempo gestegen, waaruit blijkt dat de krapte op geaggregeerd niveau een minder groot probleem vormt. Aan de aanbodzijde zal door de beëindiging van de loonsubsidieregelingen, net als in Nederland, nieuw arbeidsaanbod op de arbeidsmarkt vrijkomen. Het risico van mismatches is echter moeilijk in te schatten. De rigiditeit van de arbeidsmarkt in de eurozone, zowel geografisch als sectoraal, kan meer inflatoir blijken dan de geaggregeerde cijfers doen vermoeden. Maar zelfs als dat zo is, zien wij in de eurozone geen loondruk die ook maar in de buurt komt van wat wij in de VS zien. Als de loonstijging in bijvoorbeeld NL en Duitsland aanzienlijk versnelt, maar elders niet, kan dit de ECB voor een dilemma stellen - maar zover is het nog niet.