Is arbeid echt schaars?

PublicationMacro economy

De arbeidsmarktkrapte zat in het vierde kwartaal van 2021 op het hoogste niveau in decennia, zo blijkt uit vanmorgen gepubliceerde CBS-cijfers.

ABN AMRO Group Economics

ABN AMRO Group Economics

Auteur heeft bank verlaten, zie tekst

Auteur: Piet Rietman

Het CBS meet krapte als het aantal vacatures per 100 werklozen: 105 in het vierde kwartaal. Er waren meer vacatures en meer banen dan ooit. Ook als we de krapte anders meten dan het CBS – bijvoorbeeld aantal vacatures versus aantal werkzoekenden, of het percentage vacatures dat onvervulbaar is – zit de krapte op een historisch hoog niveau.

Arbeidsmarktkrapte is een probleem voor werkgevers en kan een belemmering voor de economische groei zijn. Daar staat tegenover dat het kansen biedt voor werknemers en werkzoekenden. De toegenomen vraag naar arbeid vertaalt zich echter niet snel in een stijgende cao-loongroei. De cao-loongroei was 1,8% vorig jaar en waarschijnlijk zo’n 2,2% vorig jaar: geen forse toename. Loonrigiditeit kan voor vertraging zorgen: doordat de meeste cao’s voor één of twee jaar gelden, wordt arbeidsmarktkrapte niet meteen zichtbaar in de loongroei van hetzelfde kwartaal. Een andere verklaring kan de zwakker wordende collectieve onderhandelingspositie van werknemers zijn.

Een mogelijke verklaring is ook het gebrek aan arbeidsmarktdynamiek. Het werkloosheidpercentage daalt niet alleen doordat nieuwe groepen mensen werk zoeken en/of vinden. Het aantal mensen dat werkloos wordt of niet meer zoekt is in de nasleep van de coronasteunpakketten nog altijd laag. De NOW-steun en de Tozo voorkwamen dat bijna 20 procent van de beroepsbevolking geen werk meer had. Deze miljoenen werkenden bleven zitten waar ze zaten. De arbeidsmarktdynamiek begint weliswaar weer op gang te komen, maar is nog altijd zwak.

De combinatie van arbeidsmarktkrapte én zwakke arbeidsmarktdynamiek roept als hypothese op: nieuwe werknemers zijn schaars, maar zittende werknemers niet.

Die hypothese verklaart niet alleen de zwakke cao-loongroei (het belangrijkste middel om zittende werknemers te behouden) maar ook de populariteit van middelen waarmee nieuwe werknemers gebonden worden. Uit onze transactiedata leiden wij bijvoorbeeld af dat het incidenteel loon stijgt – dat zou kunnen komen doordat nieuwe werknemers betere startsalarissen uitonderhandelen. Ook kan het zo zijn dat, net als in 2017-2019, nieuwe mensen vaker een vast contract krijgen. Het aantal vaste contracten steeg in het vierde kwartaal. Zoals het CBS signaleert is dat een goed middel om mensen te binden: in een krappe arbeidsmarkt is werknemers voor langere tijd binden een kleiner financieel risico. (Piet Rietman)