Loongroei trekt aan

PublicationMacro economy

Door de NOW waren er weinig werkzoekenden, nu is er weer vacaturegroei. Daardoor bleef de loongroei op peil en die trekt nu weer aan. Inflatie krijgt een grotere invloed op de looneisen. Na 2022 kunnen beleidswijzigingen de loongroei verder stimuleren.

ABN AMRO Group Economics

ABN AMRO Group Economics

Auteur heeft bank verlaten, zie tekst

Auteur: Piet Rietman

Door de NOW waren er weinig werkzoekenden, nu is er weer vacaturegroei

Oktober is de eerste maand zonder de NOW, TOZO, TONK en TVL – ook wel ‘de steunpakketten’ genoemd. Voor de arbeidsmarkt is het stoppen van de steunmaatregelen geen hele grote stap. Bij bedrijven die in de laatste ronde NOW ontvingen werkten nog slechts zo’n 270.000 mensen.

De NOW heeft, door het voorkomen van faillissementen, het aantal werklozen laag gehouden. Ook zorgde de NOW ervoor dat er weinig werkzoekenden mét een baan waren. Werknemers konden door de NOW op hun plek blijven zitten. Vaak met cao-loonstijgingen die vóór de coronacrisis al waren afgesproken.

Zo waren er in totaal een stuk minder werkzoekenden dan zonder NOW het geval zou zijn. De arbeidsmarktkrapte - de verhouding tussen werkzoekenden en vacatures – nam door een stijging in het aantal werkzoekenden zonder baan iets af in het begin van 2020. Het aantal werkzoekenden bleef daarna echter stabiel, wat een bodem legde in die arbeidsmarktkrapte.

Vanaf het vierde kwartaal van 2020 steeg het aantal vacatures weer terwijl het aantal werkzoekenden nog steeds stabiel laag was. Daarna daalde het aantal werkzoekenden licht. Het aantal vacatures is nu zelfs hoger dan vóór de coronacrisis. De NOW hield gedurende de crisis, door het lage aantal werkzoekenden, de krapte stabiel terwijl na afloop van de crisis door vacaturegroei de krapte toeneemt.

Daardoor bleef de loongroei op peil en trekt die nu weer aan

Het beperkt blijven van het aantal werkzoekenden heeft een bodem in de loongroei gelegd. De krapte correleert, met enige vertraging, met de cao-loongroei die uiteindelijk niet lager is geweest dan 1,8% in 2021. Een aanvullende verklaring hiervoor zijn de cao-afspraken dievóór de coronacrisis gemaakt werden en in 2021 nog gelden: de twee- of driejarige cao.

De huidige vacaturegroei zorgt ervoor dat na deze 1,8% weer een hogere cao-loongroei nodig is om voldoende medewerkers te kunnen aantrekken én behouden. Deze cao-loongroei is niet meteen op het niveau van vóór de crisis, hoeveel de krapte wel op een vergelijkbaar niveau is. Ook dit komt door vertraging in de cao-systematiek: veel van de cao-loongroei in 2022 of 2023 is overeengekomen in 2020 of 2021.

Inflatie krijgt een grotere invloed op de looneisen

De cao-loongroei neemt naar verwachting verder toe van 1,8% dit jaar naar 2,2% volgend jaar. Dit is al zichtbaar in de cao’s die werden afgesloten in het derde en vierde kwartaal van 2021. Bijvoorbeeld in de groothandel, chemie en transport zijn cao’s overeengekomen met een looptijd van twee jaar en een loongroei van boven de 2%.

De loongroei in deze sectoren zegt meer over de hele economie dan de deze zomer veelbesproken ontwikkelingen in de horeca en winkelstraat. De lockdown was voorbij maar de werknemers – vaak flexkrachten – waren inmiddels ergens anders gaan werken. In reactie op deze sectorspecifieke arbeidsmarktkrapte werden de startsalarissen verhoogd, of werd zittende werknemers gevraagd om meer uren te gaan werken. Zo werd met incidentele loongroei – de optelsom van alles buitenom de cao - snel gereageerd op een actuele ontwikkeling. Dit was sectorgebonden en lijkt nu alweer voorbij te zijn. Onze verwachting is dat de incidentele loongroei voor alle sectoren samen net onder de 0% uitkomt in 2021.

Dat groothandel, chemie en transport voor langere tijd het cao-loon boven de 2% laten groeien is een teken dat ondernemers de arbeidsmarktkrapte zagen aankomen, dat er loonruimte is en dat er vertrouwen in de toekomst is. Onze verwachting is dat dit voor meer sectoren geldt en dat een stabiele cao-loongroei het overneemt van de plotselinge bewegingen in de incidentele loongroei. Wel gaat de incidentele loongroei in 2022 nog omlaag door de verwachte stijging van de werkloosheid.   

De cao-loongroei is iets minder goed te voorspellen dan in andere jaren. Grootste vakbond FNV heeft anders dan in andere jaren geen centrale looneis van een vast percentage, maar eist inflatiecorrectie plus een vast bedrag erbij. Deze nieuwe systematiek zorgt ervoor dat niet nu al is vast te stellen wat de belangrijkste looneis is in geheel 2022, maar dat deze het hele jaar kan bewegen. Een loononderhandeling in het eerste kwartaal van 2022 kan er zo heel anders uitzien dan in het vierde. Dit maakt onze cao-loonraming niet hoger of lager, maar zorgt ervoor dat het een grotere foutmarge heeft.

Na 2022 kunnen beleidswijzigingen de loongroei verder stimuleren

Twee veelbesproken beleidswijzigingen kunnen de loongroei verder stimuleren. Allereerst zou een stijging van het wettelijk minimumloon de gehele loongroei verder aanjagen, doordat er ook een spill-over effect is naar de schalen bóven het minimumloon. Een hervorming van dearbeidsmarkt - in lijn met het SER-advies - zou ook de loongroei aanjagen, met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Als werknemers minder snel vervangen kunnen worden, wordt zowel hun individuele als collectieve onderhandelingspositie sterker.

Voor een hervorming van de arbeidsmarkt zal waarschijnlijk enkele jaren uitgetrokken worden. Wat aan het SER-advies opvalt is dat er zaken instaan (zoals arbeidstijdverkorting) die gunstig uitpakken voor zowel werknemers als werkgevers, maar minder gunstig zijn voor de overheidsfinanciën. Dat was ook de rode draad in de andere grote polderdeals van de laatste tijd: het pensioenakkoord en de NOW. Wat dit keer anders is, is dat de overheid geendruk voelt om de wensen van werkgevers en werknemers grotendeels over te nemen. Druk die bij de vorige akkoorden wel gevoeld werd door respectievelijk kortingsdreiging en de coronacrisis. De economie groeit, de arbeidsmarkt is krap en de lonen stijgen: alle tijd om het dak te repareren terwijl de zon schijnt. Het minimumloon zou wel per 1 januari 2022 verhoogd kunnen worden. Er is geen wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) voor nodig. Een aankondiging in de Staatscourant volstaat, desnoods eind december. Werkgevers, salarisadministrateurs en de SVB hebben echter tijd nodig om zo’n wijziging te verwerken dus naarmate de formatie langer duurt wordt 1 januari steeds onwaarschijnlijker. Bovendien zal, net als de hervorming van de arbeidsmarkt, de verhoging van het minimumloon iets zijn dat stapsgewijs gebeurt. De te zetten stappen zullen in de komende jaren bijdragen aan een cao-loongroei die richting de 3% gaat. Onze aanname daarbij is dat de afname van flexwerk ervoor zorgt dat de incidentele loongroei niet negatief is zoals het afgelopen decennium, maar rond de 0% schommelt.