Publication

Tempo afname uitstoot broeikasgassen schiet tekort voor klimaatdoelen

DuurzaamheidNederlandKlimaateconomieEnergietransitie
Macro economieNederlandKlimaateconomieEnergietransitie

Diverse historische exogene schokken hebben veel invloed gehad op de BKG reductietrend. Uit twee BKG reductiepaden op basis van de historisch trend blijkt duidelijk dat het tempo van de reductie van BKG stevig tekort schiet voor de gestelde klimaatdoelen in 2030 en 2050. Om de klimaatdoelen te bereiken en de reductie van BKG op gang te krijgen, zijn nog veel publiek en private duurzame klimaatinvesteringen nodig.

Europa heeft ambitieuze doelen gesteld om de emissies van broeikasgassen sneller te reduceren. Volgens de Green Deal van de Europese Commissie (EC) moeten de EU-landen in 2030 een CO2-reductie hebben bereikt van 55% van het emissieniveau van 1990. Tegen 2050 moet Europa vervolgens klimaatneutraal zijn. In Nederland streeft het huidige Kabinet echter naar 60% emissiereductie ten opzichte van het 1990 niveau. Alleen meer publieke en private duurzame investeringen in combinatie met de versnelde inzet van technologieën voor schone energie en bovenal stimulerende beleidsinitiatieven kunnen de uitstoot van broeikasgassen (BKG) in een hoger tempo gaan verminderen. Inmiddels heeft het Kabinet aanzienlijke meer middelen vrijgemaakt. Het is allemaal bittere noodzaak, want met het huidige tempo in de reductie van BKG-emissies worden alle gestelde klimaatdoelen tot en met 2050 niet gehaald.

Minder uitstoot

De Europese Green Deal heeft als hoogste doel klimaatneutraliteit in 2050. Dit is ook de ambitie van de Nederlandse regering. Maar om dit doel te bereiken, is nog veel klimaatactie nodig in diverse sectoren van de Nederlandse economie. Elk onderdeel van de Nederlandse economie zal aan het klimaatdoel moeten bijdragen. Volgens de eerste voorlopige emissiecijfers van CBS en RIVM/Emissieregistratie (op basis van voorschriften van het Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering van de VN, IPCC) is de uitstoot van BKG in Nederland van alle klimaatsectoren samen met 4% afgenomen in het eerste kwartaal van 2023 ten opzichte van dezelfde periode in 2022.

Minder aardgasverbruik door de hoge gas prijzen hebben met name bijgedragen aan de afname van de uitstoot van BKG. Vooral in de landbouw (glastuinbouw), industrie (bij het maken van voedingsmiddelen, papier, metaal, bouwmaterialen, chemische en ook aardolieproducten) en bij huishoudens (gebouwde omgeving) heeft een rationalisatie plaatsgevonden in het gasverbruik. De meeste klimaatsectoren laten op jaarbasis een daling in het eerste kwartaal van 2023 zien. De scherpste reductie vond plaats in de gebouwde omgeving (-12%) en de industrie (-8%), gevolgd door de landbouwsector (-3%) en de elektriciteitssector (-1%). De mobiliteitssector is de enige sector die een toename in de BKG-emissies noteert in het eerste kwartaal van 2023, van maar liefst 10% op jaarbasis. Daarmee ligt de uitstoot van de sector weer op een vergelijkbaar niveau van de emissies van voor de coronapandemie. Ten opzichte van de andere klimaatsector valt de trend in de mobiliteitsector in negatieve zin tegen. In deze sector is de neergaande trend namelijk aanzienlijk zwakker. Het wegvervoer is de grootste vervuiler in de mobiliteitssector. Het is verantwoordelijk voor ongeveer 95% van de totale emissies van de mobiliteitssector. Versnelling van elektrificatie in de mobiliteitssector kent nog obstakels, niet alleen in het personenvervoer, maar ook voor bedrijfsvoertuigen. Betaalbaarheid, actieradius (met name voor vrachtvervoer), de tankinfrastructuur en de laadinfrastructuur vormen de grootste uitdagingen. Zie ook onze analyse hier.

De coronapandemie heeft een disruptieve uitwerking gehad op alle klimaatsectoren. Maar hierin is ook een duidelijk verschil te zien met de mobiliteitssector en de andere sectoren. Terwijl de uitstoot van BKG in de mobiliteitsector tijdens de coronapandemie daalde (door minder vervoersbewegingen vanwege de lockdowns), nam de uitstoot van BKG in de andere sectoren toe. Na de coronapandemie neemt de uitstoot van BKG in de sectoren (behalve de mobiliteitssector) weer een dalende trend aan. Daarmee is duidelijk dat de mobiliteitsector de meest hardnekkige sector is om te decarboniseren.

Uitstoot naar activiteiten

Binnen veel van de economische sectoren van de Nederlandse economie is de transitie naar een koolstofarme of –vrije manier van werken inmiddels in volle gang. Maar in sommige sectoren moet nog veel BKG-emissies worden verminderd, terwijl voor een klein aantal andere sectoren geldt dat het emissiereductiepad richting 2030 minder ver weg is. De onderstaande matrix geeft aan in welke mate sectoren van de Nederlandse economie hun uitstoot moeten verminderen. Hierbij geldt: hoe roder het vlak, hoe groter de uitdaging wat betreft de emissiereductie vanaf het huidige niveau tot aan 2030 (uitgaande van het EU 2030-reductiedoel van 55%). Slechts een enkele (sub)sector heeft een groene kleur.

De sectoren die verantwoordelijk zijn de meeste uitstoot van BKG – dat zijn de sectoren met een groot vlak in bovenstaande matrix – staan wellicht voor een grotere uitdaging om hun processen en producten koolstofarm te maken. Het blijft een feit dat een transitie naar een koolstofarme manier van werken binnen alle sectoren vaak complex is en vele obstakels kent.

De lange en kronkelige netto-nulweg

Diverse exogene schokken hebben sterke invloed gehad op de BKG reductietrend in de afgelopen jaren. Economische teruggang (zoals in 1999 de internetzeepbel en in 2008-2009 de grote financiële crisis) en ook economische voorspoed hebben respectievelijk een positieve en negatieve impact gehad op de emissies van BKG.

De Covid-19 schok (2020) en de energiecrisis door de oorlog in Oekraïne (2022) hebben echter een veel sterkere invloed gehad op de BKG-emissietrend. De reductie van BKG in 2020 was 8% op jaarbasis, terwijl de reductie van BKG in 2022 uitkwam op 9%. De sterke invloed van de exogene schokken maakt het moeilijk om het echte jaarlijks reductiepotentieel te berekenen van de Nederlandse economie.

Inclusief alle schokken door de jaren heen komt het langetermijngemiddelde van de uitstoot van BKG uit op 0,7% op jaarbasis. Dit is de periode 1991 tot en met 2021. In 2020 is echter een ramingsmethode ontwikkeld voor het opstellen van de IPCC-kwartaalcijfers. Deze worden onder andere gebruikt binnen het Nederlandse Klimaatakkoord, en zijn conform de internationaal vastgestelde IPCC-voorschriften. Als we van deze rekenmethode uitgaan, dan komt het gemiddelde van de reductie van BKG over de afgelopen 13 kwartalen uit op 5,0% op jaarbasis. Deze kwartalen bevatten echter de scherpe schokken van Covid-19 en de energiecrisis, terwijl het langetermijngemiddelde van 0,7% dat niet doet. Op die manier is het 0,7%-gemiddelde een meer conservatieve projectie, terwijl het 5,0%-gemiddelde een extremere situatie is.

Als we de lijn van deze twee extreme reductiepaden doortrekken tot aan 2030, dan blijkt duidelijk dat het tempo van de reductie van BKG tekort schiet voor de gestelde klimaatdoelen. Bij een reductie van BKG van 5,0% per jaar (d.i. de oranje lijn in de rechter figuur op de vorige pagina) is het gat in 2030 nog 16% en bij een reductie van slechts 0,7% per jaar (de blauwe lijn) is dit 41%. Voor de jaren na 2030 heeft de overheid ook ambitieuze doelen gesteld. In 2035 moet de uitstoot van broeikasgassen 70% lager liggen dan het 1990 niveau en in 2040 is dat 80%. Uiteindelijk moet de emissiereductie in 2050 zijn voltooid, waarbij dan idealiter de uitstoot van broeikasgassen op 95% van het 1990 niveau ligt. In beide gevallen – met de reductie van 0,7% per jaar en 5,0% per jaar – zullen ook deze doelen niet worden gehaald en wordt het 2050-klimaat doel met respectievelijk 74% en 92% gemist. Er moet dus nog heel wat gebeuren om de reductie van BKG op gang te brengen. Het betekent onder andere meer stimulerend klimaatbeleid en een zeer stevige opschaling van de publieke en private duurzame investeringen, waarbij ook huishoudens duurzaam geprikkeld moeten worden. Uit een eerdere analyse van ABN AMRO blijkt dat voor een succesvolle overgang naar netto nul emissies investeringen nodig zijn die meer dan verdubbelen ten opzichte van het vorige decennium. Het betreffende onderzoek wijst verder uit dat de extra jaarlijkse investeringsbehoefte in de orde van grootte van ongeveer EUR 15 miljard per jaar kan liggen (dat is circa 1,5% van het BBP). De investeringsbehoeften blijven ook gedurende een langere periode hoog.