Terugval Nederlandse goederenuitvoer

PublicationMacro economy

De afgelopen maanden worden gekenmerkt door torenhoge inflatiecijfers in de eurozone. Ook directe handelspartners van Nederland worden geraakt. Wanneer de economie van deze handelspartners terugvalt, dan kan dit er voor zorgen dat de Nederlandse uitvoer terugloopt en dat het aantal bij deze uitvoer betrokken (voltijd)banen wordt geraakt. Wij verwachten dat deze goederenuitvoer van Nederlandse makelij zal stagneren in het laatste kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023. De wederuitvoer zal naar verwachting krimpen in deze twee kwartalen.

Als vervolg op een vorige Weekly gaan we in deze publicatie in op de vraag waar in Nederland vervaardigde producten naartoe gaan en wat de mogelijke invloed op de Nederlandse uitvoer is bij een economische terugval van onze directe handelspartners. Wij houden immers rekening met een recessie in de eurozone. Hoe groter de terugval bij afnemers, hoe zwaarder dit de Nederlandse economie via de uitvoer zal treffen.

In juli 2022 ging 66% van de totale directe goederenuitvoer naar landen binnen de Europese Unie (EU). Met 24% is Duitsland verreweg onze grootste handelspartner in goederen. Daarna volgen België en Frankrijk met respectievelijk 10,3% en 8,1%. Sinds januari 2002 is de goederenuitvoer van Nederland meer dan verdubbeld. Alhoewel we kijken naar waardeontwikkeling, die de sterk gestegen afzetprijzen verbloemt, is dit nog steeds indicatief voor de onderverdeling van Nederlandse uitvoer.

Goederenuitvoer wordt opgesplitst in twee subcategorieën: wederuitvoer en uitvoer van in Nederland vervaardigde producten. De eerste categorie betreft goederen die Nederland binnenkomen en daarna direct doorstromen naar een ander land. Het aandeel in de totale uitvoer van producten van Nederlandse makelij is de afgelopen jaren gedaald. In onderstaande grafiek is deze verdeling weergeven. Voor België is dit nog meer dan de helft. Het karakteriseert Nederland als export en distributieland dat wederuitvoer de bovenhand voert. Als handelsland is Nederland vanzelfsprekend zwaar verweven met internationale waardeketens.

De verdiensten aan producten van Nederlandse makelij zijn voor economische groei relatief groter dan deze van wederuitvoer. Het aandeel van toegevoegde waarde in het bbp – welke wordt berekend door de toegevoegde waarde van uitvoer te delen door het bbp – is namelijk in 2020 15% voor uitvoer van Nederlandse makelij en 4,3% voor wederuitvoer. Daarnaast levert de uitvoer van in Nederland vervaardigde producten de meeste voltijdbanen op: het aandeel in de totale Nederlandse werkgelegenheid in 2020 is 13,5% tegenover 3,8% voor wederuitvoer.

Op basis van historische data en van onze economische voorspellingen voor de belangrijkste Nederlandse uitvoermarkten in de eurozone, maken we een inschatting op het effect van de uitvoer van goederen. Daarnaast nemen we de aanname dat problemen in aanvoerlijnen en economische strubbelingen – die ontstaan zijn door de pandemie – vervagen. Wij verwachten dat de goederenuitvoer van Nederlandse makelij zal stagneren in het laatste kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023. De wederuitvoer zal naar verwachting krimpen in deze twee kwartalen. Dit verschil wordt voornamelijk gedreven door het grotere aandeel wederuitvoer naar onze directe handelspartners. Wanneer de economie van deze directe handelspartners terugvalt kan dit er dus direct voor zorgen dat het bbp-aandeel daalt en er een negatief effect heeft is het aantal (voltijd)banen dat gepaard gaat met deze uitvoer.