Visie op de wereldeconomie 2026 - De verschuivende wereldorde

PublicationMacro economy

De transitie van de ene wereldorde naar de andere is in volle gang, maar het is nog onduidelijk hoe die nieuwe wereldorde er precies zal uitzien. De opkomst van AI, de opmars van China en de relatieve neergang van de VS brengen uitdagingen, maar ook kansen met zich mee. Het wapen in de handelsoorlog van vandaag is verschoven van tarieven naar chokepoints. Dat creëert nieuwe uitdagingen voor overheden en producenten. Budgettaire problemen in Frankrijk en het VK blijven waarschijnlijk een punt van zorg. De mondiale bbp-groei is opmerkelijk veerkrachtig gebleken ondanks de tegenwind. We verwachten dat deze veerkracht in 2026 zal aanhouden, zij het met aanzienlijke risico’s.

Mondiale visie: Wordt 2026 slechts een overgangsjaar, of juist een jaar van transformatie?

We maakten geen grapje toen we eind 2024 zeiden dat 2025 het Jaar van het Tarief zou worden. Maar 2025 draaide om veel meer dan alleen invoertarieven. Drie grote verschuivingen zijn serieus begonnen, en 2026 zou het jaar kunnen zijn waarin deze versnellen. Ten eerste begint de AI-boom transformatieve effecten te krijgen – nog niet eens zozeer in de reële economie, maar zeker wel op de financiële markten. Terwijl toonaangevende instellingen waarschuwen voor het risico van een mogelijke marktcorrectie, zullen wij economen nauwlettend blijven kijken naar verdere tekenen van AI’s impact op de arbeidsmarkt en de productiviteit. De tweede grote verschuiving die we waarnemen is de volwassenwording van China op het mondiale geo-economische toneel. Onze China-econoom had terecht aangegeven dat Beijing veel beter was voorbereid op Handelsoorlog 2.0 dan tijdens het eerste presidentschap van Trump. De mate waarin het land met succes de ‘hefboom’ op het vlak van zeldzame aardmetalen – en later Nexperia-chips – inzette, voelde toch als een mijlpaal in China’s wereldwijde opkomst. De derde grote verschuiving, en misschien wel het gevolg van China’s opkomst, is de relatieve neergang van de macht en invloed van de VS. Hoewel de VS nog steeds duidelijk aan kop gaat in de AI-race, bedreigt de uitholling van Amerikaanse instituties haar leiderschap in het mondiale financiële systeem. Voorlopig blijven de Amerikaanse dollar en staatsobligaties de dominante veilige en liquide activa wereldwijd, bij gebrek aan echte alternatieven. Nu Europa wakker is geworden voor de uitdagingen van een meer naar binnen gekeerde VS, maar ook de kansen ziet in een wereld waarin de dominantie van de dollar niet langer vanzelfsprekend is, zou volgend jaar – in een toegegeven optimistisch scenario – het jaar kunnen zijn waarin Europa het moment grijpt.

Tegen de achtergrond van deze transformatieve verschuivingen is onze visie op de economie voor komend jaar relatief mild. De VS blijft gestaag doorgroeien, al zullen solide groeicijfers steeds meer een groeiende kloof maskeren tussen degenen die profiteren van de AI-boom en Main Street, waarin de inflatiedruk door tarieven en de immigratie-aanpak wordt gevoeld. Europa zal volgend jaar nog steeds een sluimerende rem ondervinden van Amerikaanse tarieven, maar dit wordt steeds meer gecompenseerd door sterkere binnenlandse vraag – geholpen door renteverlagingen van de ECB – en de Duitse begrotingsimpuls. Van China wordt verwacht dat het verdere, bescheiden stappen zet richting herstructurering, maar we verwachten geen serieuze gamechanger met een sterke impuls voor de wereldeconomie. Tot slot biedt de politiek evenveel belofte als gevaar. Het populisme wordt op de proef gesteld bij de Amerikaanse tussentijdse verkiezingen in november en de Hongaarse parlementsverkiezingen (cruciaal voor EU-beleid) in april. En in Frankrijk bestaat een aanhoudend risico op vervroegde verkiezingen, als de regering er niet in slaagt de begroting voor 2026 goed te keuren (de presidentsverkiezingen vinden plaats in april 2027).

We hopen dat je het lezen van deze Visie op de Wereldeconomie net zo interessant vindt als wij het schrijven ervan – deel gerust je feedback. Tot slot wensen we onze lezers, waar de ontwikkelingen ons in 2026 ook zullen brengen, fijne feestdagen en een gelukkig nieuwjaar!

Groei: VS solide maar kwetsbaar; eurozone in de lift; China worstelt met onevenwichtigheden

Over het algemeen verwachten we dat de VS de komende twee jaar in een solide, trendmatig tempo blijft groeien, maar zoals beschreven in onze Visie op de VS, maskeert dit gunstige beeld aanzienlijke variatie en kwetsbaarheid onder de oppervlakte. In de eurozone zal de groei naar verwachting aantrekken na de zwakke, ruim onder trend liggende groei van de afgelopen kwartalen. Een groot deel van de recente zwakte werd veroorzaakt door het afbouwen van de frontloading van de uitvoer naar de VS na de invoering van tarieven in april, terwijl de binnenlandse economie het relatief beter deed. Vooruitkijkend verwachten we dat de binnenlandse vraag verder zal aantrekken, zelfs als de negatieve invloed van de tarieven aanhoudt, hoewel het effect van stijgende defensie-uitgaven wordt afgezwakt door Europa’s grote afhankelijkheid van importen voor defensieapparatuur. Alles bij elkaar genomen verwachten we dat de groei in de loop van 2026 geleidelijk zal versnellen richting de trend, en af en toe zelfs boven trend zal uitkomen later in onze horizon. Dit hangt in belangrijke mate af van hoe snel en effectief Duitsland zijn nieuwe begrotingsruimte zal inzetten. In grote lijnen verwachten we dat de VS en de eurozone de komende jaren een convergentie in groeitrends zullen laten zien, grotendeels gedreven door het verwachte herstel in de eurozone. Binnen de eurozone zelf verwachten we ook een groeiconvergentie, nu Duitsland eindelijk weer betekenisvolle groei begint te laten zien, terwijl het betere presteren van Zuid-Europa naar verwachting wat tegenwind zal ondervinden door het aflopen van de EU Recovery & Resilience Facility.

Als we verder kijken dan de ontwikkelde economieën, verwachten we dat China zich blijft richten op zijn rol als fabriek van de wereld (vooral in cleantech). Hoewel China zich inmiddels ook als een evenknie van de VS op het mondiale geo-economische toneel heeft gepositioneerd, geven recente uitingen van de CCP aan dat er ook erkenning is voor de noodzaak om onevenwichtigheden aan te pakken en de binnenlandse vraag te stimuleren. Dit zou kunnen bijdragen aan het verminderen van handelsspanningen, ook met Europa. We verwachten echter geen fundamentele veranderingen in het op aanbod gerichte groeimodel van China, en dus ook geen ingrijpende vraagstimulerende maatregelen.

Kan de aanstaande uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof over de legaliteit van Trumps tarieven een gamechanger zijn voor de vooruitzichten? Wij denken van niet, want zelfs als het Hof de tarieven onwettig verklaart, heeft president Trump verschillende alternatieven, zeker gezien de steun van het Congres. Toch zorgt de scepsis van het Hooggerechtshof voor hernieuwde onzekerheid over het handelsbeleid, waarvan we dachten dat die was verdwenen. Dat gezegd hebbende, biedt het recente handelsbestand tussen de VS en China op zichzelf al enige verlichting in de vorm van lagere fentanyl-gerelateerde tarieven, en in het algemeen zien we de neerwaartse risico’s voor de groei door oplopende tarieven als veel kleiner dan vóór de zomer. Zoals besproken in het kader op pagina 11, vormt het toenemende gebruik van chokepoints nu wellicht een groter risico voor de wereldhandel en de mondiale groei dan tarieven.

Tot slot, hoewel we geen uitspraak doen over de aandelenmarkten, merken we op dat beleidsmakers en het bedrijfsleven zich steeds meer zorgen maken over een mogelijke grote correctie na de hausse in AI-gerelateerde aandelen dit jaar. In ons basisscenario gaan we niet uit van een grote correctie, maar dit zou wel een neerwaarts risico voor de groei kunnen vormen – vooral in de VS – als het leidt tot een bredere verkrapping van de financiële condities.

Inflatie: VS blijft hardnekkig hoog, eurozone grofweg ‘on target’, China blijft deflatie exporteren

De belangrijkste zorg op het gebied van inflatie blijft de VS, waar de opwaartse druk waarschijnlijk zal blijven komen van tarieven, het strengere immigratiebeleid en – naar onze mening – een monetair beleid dat uiteindelijk te ruim zal zijn voor een economie die vooral door beperkingen aan de aanbodzijde wordt gekenmerkt. Een gunstige tegenhanger is het zich ontwikkelende mondiale overaanbod van olie, dat naar verwachting ook de inflatie in de eurozone het komende jaar onder de 2%-doelstelling zal drukken. De inflatie-onderschrijding in de eurozone zou echter van korte duur kunnen zijn, want verderop in onze voorspelhorizon verwachten we dat Duitse overheidsuitgaven voor een bescheiden inflatoire impuls zullen zorgen. Mondiaal gezien zal de prijsstijging in toom worden gehouden door China’s aanhoudende productieoverschot, ondanks de pogingen van Beijing om ‘overmatige’ concurrentie aan te pakken. De ‘dumpingmonitor’ van de Europese Commissie suggereert enige neerwaartse druk op prijzen door het Chinese overaanbod, al verwachten we niet dat dit voldoende zal zijn om de inflatie in de eurozone wezenlijk te beïnvloeden.

Centrale banken: Rentes Fed/ECB convergeren, nu Fed voorrang geeft aan arbeidsmarkt boven inflatie

De Fed staat volgend jaar waarschijnlijk voor de grootste uitdaging van alle grote centrale banken. Alsof het vaststellen van de rente op basis van economische data (die tegenwoordig schaars zijn in de VS) al niet moeilijk genoeg is, moet de Fed ook omgaan met de meest ongekende aanvallen op haar onafhankelijkheid in decennia. Zoals ons eerste speciale thema hierna verder zal toelichten, verwachten wij in ons basisscenario dat de Fed haar onafhankelijkheid grotendeels behoudt; dat wil zeggen, we verwachten niet dat het monetair comité volledig wordt vervangen door Trump-getrouwen. Maar Trump zal nog steeds aanzienlijke invloed uitoefenen. Naast zijn bestaande benoemingen, die over het algemeen de oproep van Trump tot renteverlagingen steunen, zal de president ook een opvolger voor Fed-voorzitter Powell kiezen. De Fed-voorzitter is slechts één stem van de twaalf in het monetair comité, maar wel een met buitenproportionele invloed. Hoewel de arbeidsmarkt in de VS inderdaad is verzwakt, is dit volgens ons grotendeels het gevolg van aanbodfactoren; oftewel, het is niet iets waar het monetaire beleid veel aan kan doen. Tegelijkertijd ligt de inflatie nog steeds ruim boven het streefdoel. Toch verwachten we dat de arbeidsmarkt de belangrijkste factor blijft in het denken van de Fed, en dat de meer dovish houding van de Fed in 2026-2027 zal leiden tot een reeks renteverlagingen in het komende jaar, waardoor de fed funds rate tegen september uitkomt aan de onderkant van de schattingen voor het ‘neutrale’ renteniveau (upper bound van 3%).

De ECB daarentegen bevindt zich in een veel comfortabelere positie. In ons basisscenario blijft het beleid in 2026-2027 ongewijzigd, gezien het brede evenwicht tussen groei en inflatie. Op de korte termijn is het risico nog enigszins op een extra renteverlaging gericht, gezien de verwachte inflatie-onderschrijding en de opwaartse risico’s voor de eurokoers. Naarmate we richting 2027 gaan, zal dat evenwicht waarschijnlijk meer richting renteverhogingen verschuiven. Waar het voor de ECB lastiger kan worden, is als de begrotingsproblemen in Frankrijk escaleren tot een meer crisisachtige situatie. We voorzien dit niet in ons basisscenario, maar een grote crisis op de obligatiemarkten zou de interventiebereidheid van de ECB op de proef kunnen stellen.

Speciale thema’s

Op de volgende pagina’s maken we gebruik van de expertise binnen ons macro-onderzoeksteam (en daarbuiten) om enkele van de belangrijkste thema’s te verkennen die volgens ons de economische vooruitzichten in 2026 zullen bepalen.

1. Kunnen aanvallen op de onafhankelijkheid van de Fed leiden tot oververhitting van de VS? Wat zou dit voor Europa kunnen betekenen?

Rogier Quaedvlieg, Bill Diviney and Nick Kounis

Onze basisscenario is dat de Fed haar onafhankelijkheid behoudt, maar ongepaste renteverlagingen kunnen leiden tot een nieuwe boom-en-bustcyclus in de VS. Dit kan ook leiden tot krapper wordende financiële condities in Europa – en mogelijk zelfs tot nieuwe renteverlagingen door de ECB.

De Fed heeft het beleidsrente dit jaar met 50 basispunten verlaagd. Tijdens de FOMC-persconferentie in oktober werd duidelijk dat verdere versoepeling in de huidige omstandigheden steeds meer ter discussie staat. We hebben eerder betoogd dat monetaire verruiming niet de oplossing is voor de problemen waarmee de Amerikaanse economie momenteel kampt. Toch blijft de regering-Trump druk uitoefenen op de Fed. Wat begon als openlijke eisen om de rente te verlagen en pogingen om bestuurders te ontslaan, is geëvolueerd naar een subtielere poging om de rol en het mandaat van de Fed te herdefiniëren. We bespreken deze nieuwe vormen van aanvallen op de onafhankelijkheid van de Fed en de mogelijke gevolgen voor de Amerikaanse economie.

Een onvolledige lijst van aanvallen op de Fed

In grote lijnen vallen aanvallen op de onafhankelijkheid van de Fed in vier categorieën:

  1. Directe politieke druk op beleid: Vanaf zijn eerste week in functie herhaalde Trump zijn bewering dat de Fed “Amerika ervan weerhoudt sneller te groeien.” Publieke oproepen tot snelle renteverlagingen zijn frequent en expliciet geweest. Trump heeft openlijk gepleit voor rentes rond 1% en persoonlijke aanvallen gedaan op Fed-voorzitter Jerome “Too Late” Powell.

  2. Invloed op beleidsinput: De regering betwist steeds vaker de input van monetaire analyses. Zo werd gesteld dat de inflatiereeks van het Bureau of Labor Statistics (BLS) “de woonlasten overschat” en “de reële loonstijging onderschat”, met een soortgelijke kritiek op arbeidsmarktrapporten. Het ontslag van de BLS-voorzitter werd breed geïnterpreteerd als een poging om de data in lijn te brengen met het narratief van de regering. Wij blijven van mening dat de data van het BLS betrouwbaar zullen blijven. Toch kan een nieuwe commissaris op termijn modellen en wegingen beïnvloeden, waardoor er enige vertekening kan ontstaan.

  3. Wijziging van personeel: We hebben eerder geschreven over de poging om Fed-gouverneur Lisa Cook te ontslaan op grond van vermeende hypotheekfraude. De intentie was duidelijk: een meerderheid in het Fed-bestuur verkrijgen die sympathiek staat tegenover de regering-Trump. Zo’n meerderheid kan een grote invloed hebben op de samenstelling van het FOMC in februari 2026, wanneer alle twaalf regionale Federal Reserve Bank-presidenten opnieuw benoemd moeten worden. Dit kan leiden tot de vervanging van meerdere leden en een meer dovish FOMC, wat het beleid richting agressievere verruiming zou sturen. Lagere rechtbanken hebben geoordeeld dat Cook mag aanblijven tot het Hooggerechtshof beslist. Het Hooggerechtshof behandelt de zaak in januari, vóór de kritieke deadline van februari, maar eerdere uitspraken geven hoop dat het hof uiteindelijk in haar voordeel zal beslissen.

  4. Herverkadering van het mandaat: Een subtielere, en misschien wel zorgwekkendere, ontwikkeling is het debat over de kerntaken en het mandaat van de Fed. Zo probeert minister van Financiën Bessent met een campagne tegen “mission drift” kwantitatieve verruiming (QE) en klimaatgerelateerde analyses buiten het “kernmandaat” van de Fed te plaatsen. In een artikel voor International Economy betoogde Bessent tegen de “Gain of Function” van de Fed. Door technische instrumenten te koppelen aan verdelings- en morele uitkomsten, pleit Bessent voor een kleinere, eenvoudigere Fed. Hoewel dit ogenschijnlijk in het publieke belang is, lijkt het vooral handig in het licht van Trumps algemene ondermijning van de onafhankelijkheid van de Fed. Een ander voorbeeld is de hernieuwde nadruk op de verwijzing naar “gematigde langetermijnrentes” in de Federal Reserve Act van 1977 als derde mandaat. Deze onconventionele interpretatie wordt gebruikt om beleid te rechtvaardigen zoals het beperken van langetermijnrentes of het weerstaan van balansverkorting, zogenaamd om de leencapaciteit van het ministerie van Financiën te beschermen. In feite wordt de inflatiebestrijding ondergeschikt gemaakt aan de houdbaarheid van de staatsschuld, oftewel fiscale dominantie.

Als de betekenis van het mandaat flexibel is, wordt onafhankelijkheid voorwaardelijk: de Fed is alleen onafhankelijk binnen de steeds veranderende interpretatie van haar rol door de regering. Dus hoewel we geen expliciet verlies van onafhankelijkheid en een agressief verruimingspad verwachten dat volledig losstaat van de conjunctuur, houden we de meer subtiele ontwikkelingen die de grenzen waarbinnen de Fed opereert veranderen, goed in de gaten.

Agressieve verruiming zal de economie oververhitten

Wat als de Fed gehoor zou geven aan Trumps eisen en het beleid agressief zou versoepelen? We analyseren wat het zou betekenen als de Fed de rente met 300 basispunten verlaagt tegen juni, waardoor de bovengrens van de fed funds rate op 1,00% uitkomt. We gaan ervan uit dat de financiële markten deze stap volledig inprijzen. Dit zou een agressieve verruimingscyclus zijn, vergelijkbaar met – of zelfs groter dan – die tijdens de mondiale financiële crisis.

In een economie die niet tegen zijn grenzen aanloopt suggereren modelramingen dat 300bp aan verlagingen de groei met circa 1,5 procentpunt zou stimuleren en de inflatie met circa 1,2 procentpunt zou verhogen. Deze groei-impuls zou doorgaans resulteren in een daling van het werkloosheidspercentage met 1 procentpunt.

Deze resultaten zijn echter niet van toepassing op de huidige economie, waar het aanbod op verschillende manieren beperkt is (zie ook de Amerikaanse Outlook). De economie verkeert niet in een recessie, de arbeidsmarkt kan geen volledige procentpunt daling van de werkloosheid aan, en de langetermijnrentes zouden waarschijnlijk sterk stijgen door inflatieverwachtingen. Het verlagen van de rente met 300bp onder de huidige omstandigheden zou de Amerikaanse economie dus tegen meerdere grenzen aan duwen, wat tot oververhitting zou leiden. Onze modellen geven aan dat het bbp slechts een bescheiden impuls van 0,4 procentpunt zou krijgen en dat de werkloosheid nauwelijks zou dalen. In plaats daarvan zouden de loon- en inflatiedruk toenemen. De kern-PCE-inflatie zou met 2 procentpunt kunnen stijgen als de inflatieverwachtingen verankerd blijven, maar veel meer en langer als deze verwachtingen losraken. In zo’n scenario zou het juiste beleidsantwoord zijn om de rente juist agressief te verhogen. De timing hiervan is onzeker, maar in het beste geval zou dit veel meer volatiliteit in zowel inflatie als werkgelegenheid creëren, en in het slechtste geval een recessie veroorzaken.

Wat zou dit betekenen voor de ECB, Europa en daarbuiten?

Agressieve verruiming door de Fed onder politieke druk zou de financiële condities in de eurozone waarschijnlijk juist verkrappen in plaats van versoepelen. De langetermijnrentes in de VS zouden kunnen stijgen naarmate de inflatieverwachtingen oplopen, wat zou overslaan naar hogere Europese obligatierentes en hogere leenkosten voor huishoudens en bedrijven. Tegelijkertijd zou de euro waarschijnlijk appreciëren – mogelijk aanzienlijk – waardoor de geïmporteerde inflatie afneemt en de exportconcurrentie verslechtert. ECB-simulaties suggereren dat een euro-appreciatie van 10% ongeveer 0,2 procentpunt van de bbp-groei kan afsnoepen en de inflatie ruim onder de doelstelling kan drukken. In tegenstelling tot de onderschrijding die we voor volgend jaar verwachten (zie eurozone), die grotendeels wordt veroorzaakt door olieprijzen, zou een veel sterkere euro ook de kerninflatie drukken, en daarom eerder aanleiding geven tot een beleidsreactie van de Raad van Bestuur. ECB-modellen suggereren dat tot 100bp aan renteverlagingen nodig zou kunnen zijn om de inflatie-onderschrijding te corrigeren, wat betekent dat het depositotarief zou dalen tot 1%.

Wereldwijd zijn de belangen nog groter. De Fed is het anker van de wereldreservemunt en het meest liquide veilige activum: Amerikaanse staatsobligaties. Een verlies van vertrouwen in de onafhankelijkheid van de Fed zou deze pijlers ondermijnen, wat zou leiden tot marktvolatiliteit, minder investeringen en uiteindelijk krapper wordende financiële condities wereldwijd. In een ernstig scenario zou het afbrokkelen van het vertrouwen in Amerikaanse activa het mondiale financiële systeem kunnen ontwrichten, vergelijkbaar met de instabiliteit van de jaren zeventig. Kortom, een “over-verruimende” Fed brengt niet alleen het risico van oververhitting in de VS met zich mee, maar ook van een ontwrichte mondiale monetaire orde. In onze Special over Amerikaanse instituties bespreken we ook het potentiële voordeel voor Europa in dit scenario.

----------------------------

Box: De Fed Five: De shortlist om Powell op te volgen

Nu de termijn van voorzitter Powell ten einde loopt, heeft minister van Financiën Scott Bessent vijf kandidaten genoemd om hem op te volgen. Twee daarvan zijn huidige bestuursleden: Christopher Waller, een langdienende Fed-functionaris die bekend staat om zijn loyaliteit en vroege steun voor renteverlagingen en kritiek op de “mission drift” van de Fed, vooral op klimaatbeleid; en Michelle Bowman, de vicevoorzitter die toezicht houdt op het bankentoezicht en werkt aan het versoepelen van bankregels in lijn met de doelstellingen van de regering. Beiden hebben dit jaar gepleit voor beleidsverruiming, maar worden als onwaarschijnlijk geacht om Powell op te volgen.

De drie andere kandidaten zijn: Kevin Hassett, voorzitter van de National Economic Council en een sleutelfiguur in de eerste regering-Trump (en momenteel gezien als de favoriet); Kevin Warsh, voormalig Fed-gouverneur en nu verbonden aan het Hoover Institution van Stanford; en Rick Rieder, Chief Investment Officer bij Blackrock. Opvallend is dat deze kandidaten niet alleen publiekelijk hebben gesproken over de noodzaak van lagere rentes, maar ook over ingrijpende veranderingen in het mandaat van de Fed, zoals het verkleinen van de omvang en reikwijdte, het beperken van publieke communicatie door centrale bankiers, het houden van minder vergaderingen en het terugschroeven van kwantitatieve verruiming, in lijn met het standpunt van Bessent. Favoriet Kevin Hassett is relatief stil geweest over de institutionele vorm van de Fed, maar wordt algemeen beschouwd als loyaal aan president Trump.

Hoewel de Fed-voorzitter aanzienlijke invloed heeft, is die macht niet absoluut. Zoals blijkt uit de ervaring van Stephen Miran, kan één stem de technocratische FOMC-leden niet overrulen zonder sterke economische onderbouwing. Het risico op een beleidsverschuiving neemt toe als Lisa Cook en de regionale Fed-presidenten worden vervangen door leden die meer op één lijn zitten met de regering. Diepere institutionele veranderingen vereisen echter herinterpretatie of wijziging van de Federal Reserve Act, doorgaans met betrokkenheid van het Congres.

Traditioneel treedt de vertrekkende voorzitter af uit het bestuur, maar Powells termijn als bestuurslid loopt tot 2028, zelfs als zijn rol als voorzitter in mei 2026 eindigt. Als Powell besluit af te treden, zal zijn vervanger het bestuur van de Fed een meerderheid geven die sympathiek staat tegenover de regering-Trump, maar cruciaal: pas na het herbenoemingsmoment in februari. Als Powell besluit aan te blijven, zou hij als een soort schaduwvoorzitter kunnen fungeren, en mogelijk een behoorlijk invloedrijke.

----------------------------

2. Houdt opmerkelijke veerkracht wereldhandel in ‘Het jaar van het tarief’ aan in 2026?

De wereldhandelsgroei op jaarbasis koelt naar verwachting behoorlijk af in 2026, na opmerkelijke versnelling dit jaar

In onze Global Outlook 2025, Het Jaar van de invoertarieven, analyseerden we de mogelijke impact van de verwachte stijging van Amerikaanse invoertarieven op de wereldeconomie. Onze prognoses voor de tariefverhoging, zoals uiteen-gezet in onze Outlook 2025, zijn tot nu toe redelijk accuraat gebleken, maar de impact van de tarieven op de wereld-economie is tot nog toe over het algemeen minder ernstig geweest dan eerder breed werd verwacht. Laten we de wereldhandel als voorbeeld nemen. De twee toonaangevende instellingen die wereldhandelsramingen publiceren, het IMF en de WTO, verlaagden in april 2025 hun prognoses voor de wereldhandel voor 2025 fors na de aankondiging van hoge ‘wederkerige’ tarieven op ‘US Liberation Day’, maar verhoogden deze weer in latere revisierondes (zie grafiek).

Waarom is dat? Verschillende specifieke factoren (naast verschuivingen in macrobeleid) droegen dit jaar bij aan de veerkracht van de wereldhandel:

  1. Frontloading (het naar voren halen) van de handel door Amerikaanse importeurs en buitenlandse exporteurs in aanloop naar verwachte hogere Amerikaanse tarieven. Dit zorgde ervoor dat de basis voor de wereldhandel begin 2025 hoger kwam te liggen. De invoer naar de VS, het epicentrum van de tarieven, steeg sterk in het eerste kwartaal. Dat leidde in maart tot een toename met drie volle punten van de wereldhandelsindex van het CPB (zie grafiek). Deze index daalde enigszins in april-juni toen deze frontloading werd afgebouwd, maar lang niet zo veel als verwacht, en de invoer begon in juli al weer te stijgen. De wereldwijde CPB-index laat een gemiddelde groei van 4,9% op jaarbasis zien in de wereldhandel (goederen) in januari-augustus 2025 (2024: 2,2%). Als gevolg van dit alles zijn de prognoses voor 2025 naar boven bijgesteld, maar zijn de prognoses voor 2026 over het algemeen naar beneden bijgesteld. Het effect van de tarieven is dus meer verspreid dan eerder verwacht, maar het totale effect is over het algemeen ook geringer.

  2. Terughoudendheid met vergelding en handelsakkoorden met lagere tarieven. De meeste landen (behalve China) hebben zich terughoudend opgesteld wat betreft vergeldingsmaatregelen. Handelsakkoorden met de VS, die tot lagere tarieven leiden, hebben natuurlijk ook geholpen om de uiteindelijke impact te beperken. Volgens gegevens van Bloomberg is het effectieve tarief in de VS gedaald van ±27,5% medio april tot momenteel ±16%, hoewel het natuurlijk nog steeds veel hoger ligt dan vóór de Trump 2.0 episode.

  3. Handelsomleiding/diversificatie: Vooral China heeft dalende directe export naar de VS gecompenseerd door handel om te leiden (export naar de VS via ASEAN) en te diversifiëren naar andere bestemmingen, waaronder Europa. Handelsomleiding kan de totale handelsvolumes zelfs opblazen, omdat gerapporteerde exportstromen dubbel geteld kunnen worden wanneer handel volgens een ‘driehoek’ gaat verlopen. Europa is daarentegen tot nu toe minder succesvol geweest in het compenseren van de scherpe daling van export naar de VS door middel van diversificatie.

  4. AI boom: De WTO constateerde dat een sterkere vraag naar AI-gerelateerde goederen een belangrijke drijfveer was voor de wereldhandel in de eerste helft van 2025 (zie linkergrafiek hieronder).

  5. Beperkte doorwerking in de VS: De doorwerking van hogere tarieven in Amerikaanse consumentenprijzen lijkt langer te duren dan eerder verwacht, wat de negatieve invloed van tarieven op de Amerikaanse consumptie en invoer tot nu toe heeft verzacht.

In ons basisscenario verwachten we nog steeds dat tarieven wel een remmend effect zullen hebben op de groei van de wereldhandel, nu we 2026 naderen. De export-subindex van de mondiale inkoopmanagersindex voor de industrie is in oktober verder weggezakt in krimpgebied. Hoewel de onzekerheid rond het Amerikaanse tariefbeleid sinds april duidelijk is afgenomen, blijft deze hoger dan in de periode vóór Trump 2.0 (en er blijven ook enkele juridische onzekerheden bestaan). De recente opleving van spanningen tussen China, de VS en andere landen – waaronder Nederland – rond chokepoints (zie kader) herinnert eraan hoe fragiel het huidige evenwicht is. Dat gezegd hebbende, voorkomt de recente deal tussen de VS en China voorlopig een schadelijke herescalatie, en geeft het beide landen tijd om verder te ontkoppelen in sectoren die als strategisch belangrijk worden beschouwd. Desondanks zullen handelstwisten tussen China en de VS/het Westen waarschijnlijk van tijd tot tijd oplaaien, vooral rond chokepoints. Een andere factor die de groei van de wereldhandel in 2026 waarschijnlijk zal afremmen is de verwachte afname van handelsomleiding, naarmate de handel tussen de VS en China stabiliseert en de tariefverschillen tussen China en ASEAN kleiner worden. Dat geldt ook voor de verwachte vertraagde doorwerking van tarieven in Amerikaanse consumentenprijzen, die de Amerikaanse consumptie en invoer in de toekomst zal drukken (zie VS-hoofdstuk). Aan de andere kant zal een beleidsversoepeling in de belangrijkste economieën, en hogere defensie-importen uit Europa, de mondiale groei en handel waarschijnlijk juist ondersteunen.

Alles bij elkaar genomen verwachten we dat het wegvallen van enkele bijzondere factoren die de wereldhandel dit jaar hebben gestimuleerd, zal leiden tot een tragere groei volgend jaar. Rekening houdend met het basiseffect van 2025, verwachten we dat de groei van de wereldhandel in goederen op jaarbasis in 2026 behoorlijk zal vertragen, in lijn met de recente prognoses van het IMF en de WTO.

-------------------------

Box: Chokepoint-spanningen VS-China voorlopig opgeschort; chokepoint gerelateerde risico’s blijven materieel

De escalatie van handels- en technologische spanningen tussen de VS en China dit jaar draaide aanvankelijk om nieuwe Amerikaanse invoertarieven, maar na het in Genève medio mei gesloten bestand verschoof de aandacht steeds meer naar ‘chokepoints’ (zie hier). Beide landen proberen meer invloed op elkaar uit te oefenen met producten waarbij het ene land een dominante positie heeft in productie/export en het andere land kritisch afhankelijk is. Deze chokepoints in de bilaterale handel zijn geconcentreerd in geavanceerde halfgeleiders (VS versus China) en zeldzame aardmetalen en gerelateerde producten (China versus VS). De VS heeft de afgelopen jaren een breed web van exportrestricties op halfgeleiders gespannen, bedoeld om China’s toegang tot de meest geavanceerde chips en bijbehorende machines te beperken. Dit escaleerde eind september, toen het Amerikaanse ministerie van Handel besloot de zogeheten entity list voor deze exportcontroles uit te breiden met buitenlandse dochterondernemingen die voor minstens 50% eigendom zijn van bedrijven die al op die lijst staan. Hierdoor nam het aantal getroffen bedrijven enorm toe, met een stijging van het aantal Chinese firma’s van circa 1500 naar circa 20000. Deze maatregel raakte ook de Nederlandse chipproducent Nexperia, vanwege diens Chinese eigenaar.

China reageerde in oktober met een aanzienlijke aanscherping van de exportcontroles voor zeldzame aardmetalen en gerelateerde producten, en presenteerde een reeks nieuwe maatregelen bovenop de controles die al in april waren ingevoerd (zie hier). Nieuwe zeldzame aardmetalen werden aan de lijst toegevoegd, waardoor het totaal aantal beperkte elementen steeg naar 12 (van de 17). De controlemaatregelen voor buitenlandse producenten en gebruikers van halfgeleiders werden eveneens fors aangescherpt. Beijing dreigde ook de export van zeldzame aardmetalen voor militaire doeleinden te blokkeren. Deze maatregelen waren vooral bedoeld om het Amerikaanse exportcontrolebeleid voor halfgeleiders te spiegelen. Zo creëerde Beijing proportionele invloed in toekomstige handelsbesprekingen. Daarnaast gaf het Beijing potentiële invloed op landen die bereid zijn samen te werken met de VS tegen China (dit verklaart deels waarom de controles niet alleen voor export naar de VS gelden).

China’s spiegelstrategie bleek effectief. Een belangrijk resultaat van de bijeenkomst tussen Trump en Xi eind oktober was het uitstellen van de uitbreiding van de Amerikaanse entity list met een jaar, in ruil voor het uitstel van China’s nieuwe exportregime voor zeldzame aardmetalen (en andere concessies, zie China-hoofdstuk). Hiermee is een van de meest gevoelige kwesties in de relatie tussen de VS en China voorlopig opgelost, en krijgen beide landen meer tijd om verder te ontkoppelen op deze terreinen. Het lijkt erop dat China daarin verder is gevorderd. China werkt al jaren aan het verminderen van de afhankelijkheid van halfgeleiderimport uit de VS. De VS heeft op zijn beurt de inspanningen opgevoerd om de toeleveringsketens van zeldzame aardmetalen en gerelateerde producten te diversifiëren. Toch blijft China wereldwijd de dominante speler, met een aandeel van 60% in de mijnbouw, 80-90% in verwerking/raffinage, en bijna de helft van de totale wereldwijde reserves.

Het bestand verkleint voorlopig ook het risico op grote verstoringen in mondiale industriële toeleveringsketens, ook voor Europese producenten. Toch blijven aan chokepoint-gerelateerde risico’s materieel, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de Nexperia-casus. Het uitbreiden van beleid om deze risico’s te beperken heeft ook hogere prioriteit gekregen voor de EU, die de defensie-uitgaven wil verhogen (zie Eurozone-hoofdstuk). Brussel zet steeds meer in op het verminderen van risico’s bij de strategie voor de aanvoer van zeldzame aardmetalen, in lijn met de Europese Critical Raw Materials Act (zie hier).

-------------------------

3. Van stoom naar siliconen: Hoe AI de economie transformeert

Rogier Quaedvlieg and Philip Bokeloh

De impact van AI op de economie is beter te vergelijken met de industriële revolutie dan met recente technologische innovaties.

De snelheid waarmee kunstmatige intelligentie (AI) zich ontwikkelt, is verbazingwekkend. In slechts enkele jaren zijn AI-assistenten gemeengoed geworden in ons dagelijks leven en op de werkvloer. Analyses die voorheen uren in beslag namen, zijn nu in enkele seconden klaar. Het genereren van afbeeldingen en video’s, waarvoor je vroeger professionals moest inhuren, kan nu door iedereen met een computer worden gedaan. Deze technologie heeft onze manier van werken al veranderd, en de eerste tekenen van bredere economische effecten worden zichtbaar. Zoals we in onze US Outlook hebben benadrukt, worden investeringen door en waarderingen van grote bedrijven grotendeels gedreven door AI en vormen ze een belangrijke motor van de Amerikaanse economische groei. Hier documenteren we verder bewijs van de invloed van AI op de Amerikaanse economie en speculeren we over het langetermijnperspectief. In een apart kader worden de implicaties van de wereldwijde AI-race voor Europa besproken.

De impact van technologische verandering op de economie

Van technologische innovatie wordt doorgaans verwacht dat de productiviteit stijgt en dat daardoor banen worden vernietigd. Echter, zoals de grafiek links hieronder laat zien, hebben recente innovaties zoals computers en het internet niet geleid tot aanzienlijke baanverliezen. Na de introductie van computers groeide de productiviteit iets boven de trend, evenals de werkgelegenheid. In het internettijdperk steeg de productiviteit sneller, maar niet ten koste van de werkgelegenheidsgroei. Hoewel deze cijfers geen vervanging zijn voor grondige analyses, komen academische studies tot vergelijkbare conclusies: productiviteitswinsten zijn cumulatief maar bescheiden op jaarbasis, terwijl de adoptie geleidelijk genoeg verloopt om werknemers te laten overstappen en nieuwe sectoren te laten ontstaan. De MIT-econoom Autor (2015) concludeert zelfs dat automatisering vaak menselijke arbeid aanvult en banen creëert, zelfs binnen sectoren waar technologie de productiviteit verhoogt.

Sinds de lancering van ChatGPT in november 2022 is de vierjarige gemiddelde productiviteit in de VS gedaald, maar groeit de werkgelegenheid. Hoewel sommige werkgelegenheidsmaatstaven dit jaar zijn gestagneerd, komt dit grotendeels door aanbodfactoren. Ondertussen laat de grafiek rechts hieronder zien dat de adoptie van AI veel sneller verloopt dan bij andere technologieën, wat het tempo van baanverlies kan versnellen en het aanpassingsvermogen van de economie op de proef kan stellen.

Een meer gedetailleerde analyse van de impact van AI op de arbeidsmarkt

Technologische verandering heeft onvermijdelijk gevolgen voor specifieke banen. Recente innovaties hebben doorgaans de vraag naar hoogopgeleide werknemers vergroot, terwijl de vraag naar lager opgeleiden afnam. Bij AI kan de impact breder zijn. Deze technologische innovatie is kapitaal- in plaats van arbeidsintensief, en kan daardoor mogelijk alle banen raken, zij het in verschillende mate. AI is zeer kapitaalintensief: S&P schat dat de vier grootste hyperscalers (bouwers van infrastructuur) tegen 2030 meer dan $2 biljoen aan kapitaalinvesteringen zullen doen. Dit maakt AI meer vergelijkbaar met de industriële revolutie dan met de computer- of internettijdperken. De kapitaalintensiteit suggereert dat de winsten vooral naar investeerders zullen gaan, wat druk zet op lonen en banen, vooral als AI-investeringen andere sectoren verdringen. Positief is dat de les van de industriële revolutie er een is van langetermijnwelvaart voor iedereen. Helaas kan het even duren voordat iedereen er daadwerkelijk van profiteert.

Het feit dat de impact van AI op de arbeidsmarkt breder is, heeft ook positieve kanten. Eerdere technologische verschuivingen troffen vaak lokale arbeidsmarkten hard, waardoor in specifieke steden bijna alle banen verdwenen en lokale recessies werden versterkt. Bij AI zullen baanverliezen waarschijnlijk meer verspreid zijn, waardoor ze makkelijker op te vangen zijn. Recente ontwikkelingen op de Amerikaanse arbeidsmarkt suggereren dat baanverliezen inderdaad niet geografisch geconcentreerd zijn, maar demografisch. Jonge afgestudeerden hebben moeite om werk te vinden, waarbij vooral hoogopgeleide maar onervaren werknemers het moeilijk hebben. Dit is niet alleen een AI-verhaal. Ook vóór ChatGPT verloren hogeropgeleiden hun relatieve voordeel, en de neergang is deels te wijten aan het afbouwen van de arbeidsreserves na de pandemie. Toch laten sectorale data op basis van AI-blootstellingsmaatstaven (Eloundou et al., 2024) zien dat de banengroei trager is, of zelfs banenverlies optreedt, in sectoren die het meest blootstaan aan generatieve AI. De totale werkgelegenheid groeit nog steeds, maar dit is pas het begin van de adoptie. Verdere AI-ontwikkelingen brengen banen in de 90–99% en 50–90% blootstellingscategorieën in reëel gevaar.

Kunnen we een productiviteitsimpuls verwachten?

Zullen productiviteitswinsten net zo snel zichtbaar zijn als de effecten op de arbeidsmarkt? Snelle adoptie garandeert geen directe productiviteitsverbeteringen. Andere knelpunten (zoals regelgeving, energie of menselijk kapitaal) kunnen de vooruitgang vertragen. Medische innovaties kunnen bijvoorbeeld worden vertraagd door goedkeuringsprocedures, en energie- of netbeperkingen kunnen beperkende factoren worden. Het kan ook simpelweg aan mensen liggen: trage adoptie van werknemers die vast houden aan bestaande processes, of simpelweg het feit dat het niet lang zal duren voor de mens de zwakste schakel is in het AI-verbeterd team.

Het langetermijnperspectief voor productiviteit is zeer onzeker. Het kan zijn dat AI een eenmalige productiviteitsimpuls geeft, of, waarschijnlijker, dat het zorgt voor een sneller tempo van innovatie en daarmee structureel hogere productiviteitsgroei. Een groot verschil met eerdere technologische innovaties is het potentieel van AI om zijn eigen ontwikkeling te versnellen. Op korte termijn suggereert de schaal van investeringen dat de innoverende bedrijven aanzienlijke productiviteitswinsten verwachten en dat ze winst uit hun AI-producten kunnen onttrekken. Schattingen van de economische impact van GenAI lopen sterk uiteen: van ongeveer $72 miljard aan inkomsten in 2028 tot maar liefst $1,1 biljoen in datzelfde jaar. Het hoogste cijfer zou bijna 1% van het mondiale bbp vertegenwoordigen. In concurrerende markten stelt Nordhaus (2004) dat waarde-extractie wordt begrensd op ongeveer 25%, wat betekent dat GenAI, bij de meest optimistische schattingen, het mondiale bbp in de komende drie jaar met bijna 4% zou moeten verhogen. Het is duidelijk dat AI de economie zal transformeren, maar het is allerminst zeker dat we binnen drie jaar zo’n generatiesprong in productiviteit zullen zien.

-------------------------

Box: Heeft Europa de AI-race al verloren?

We hebben de impact van AI op de Amerikaanse economie uitgebreid besproken. Maar de rest van de wereld staat niet stil. Ook China boekt vooruitgang, al is de omvang van de investeringen in de AI-race daar moeilijker te achterhalen in macro-economische cijfers. Indirect zijn er aanwijzingen dat AI zijn stempel drukt op de economie. Zo lijkt het waarschijnlijk dat de opkomst van energie-intensieve AI het energieverbruik opdrijft. In China is het proces meer door de staat geleid dan in de VS. De overheid stimuleert bijvoorbeeld “AI+”-beleid dat AI integreert in industrieën en het onderwijs, er is een nationaal AI-fonds en een sterke overheidsstimulans om de Chinese chipindustrie te ontwikkelen. Een grote doorbraak dit jaar was DeepSeek, dat een goedkoop en open-source alternatief bood voor Amerikaanse concurrenten.

Ondertussen verloopt de vooruitgang in Europa aanzienlijk trager. In specifieke sectoren zijn er toonaangevende bedrijven, zoals ASML, maar qua schaal en impact kunnen Europese bedrijven niet concurreren met hun Amerikaanse of Chinese tegenhangers. Een deel van de verklaring ligt in de minder ontwikkelde kapitaalmarkt, waardoor het moeilijker is om financiering te krijgen voor risicovolle investeringen. Een andere factor is het strenge regelgevingsklimaat in Europa. Denk aan de Digital Services Act, de Digital Markets Act, de Data Act en de AI Act, naast aanvullende regelgeving van individuele lidstaten. De bescherming van privacy en auteursrechten bemoeilijkt het trainen van AI-modellen met grote datasets, wat tot vertragingen leidt.

Dat Europa geen koploper is in de AI-race betekent echter niet dat het niet van de voordelen kan profiteren. Europa beschikt over twee essentiële voorwaarden voor de toepassing van AI: een goed opgeleide bevolking en een uitgebreide kennisinfrastructuur. Bovendien is er aanzienlijk economisch potentieel te behalen met de toepassing van AI. Een belangrijke conclusie van het Draghi-rapport is dat het potentieel van de interne markt onderbenut blijft door handelsbelemmeringen als gevolg van regelgevingsverschillen en taalbarrières. Zelfs als de EU deze barrières niet verder weet te verkleinen, kan AI hun negatieve impact mogelijk wel verminderen.

-------------------------

4. Over welke staatsschuld moeten we ons meer zorgen maken: die van Frankrijk of die van het Verenigd Koninkrijk?

Bill Diviney en Sonia Renoult

Op korte termijn baart Frankrijk meer zorgen dan het Verenigd Koninkrijk.

De begrotingsproblemen van Frankrijk en het VK zijn de afgelopen jaren een terugkerend thema geweest op financiële markten. Als we de verschillende krantenkoppen – en periodes van stress op de obligatiemarkten – letterlijk nemen, bevinden beide landen zich in een zorgwekkende fiscale situatie, misschien zelfs in een vicieuze cirkel van lage groei en onhoudbare schulden. Of is dat niet het geval?

In werkelijkheid verkeert Frankrijk in een veel slechtere positie – en dat komt niet alleen vanwege de vele regeringswisselingen van het afgelopen jaar (vier tot nu toe, met een gemiddelde duur van drie maanden). Frankrijk heeft veel meer moeite dan het VK om grip te krijgen op het begrotingstekort, terwijl de schulddynamiek wordt verslechterd door de zeer lage inflatie (c. 1%) en renteniveaus die duidelijk te hoog zijn voor de economische omstandigheden. Gezien de politieke verlamming die zelfs relatief bescheiden hervormingen vrijwel onmogelijk maakt – zoals het verhogen van de pensioengerechtigdeleeftijd tot internationale normen – hebben we weinig vertrouwen dat Frankrijk in staat zal zijn om de noodzakelijke fiscale aanpassingen door te voeren om de schuld in de nabije toekomst weer op een houdbaar pad te krijgen. Verkiezingen, of het nu vervroegde verkiezingen zijn of geplande verkiezingen zoals in 2027, brengen evenveel risico's als kansen met zich mee: als de linkervleugel of de rechtervleugel aan de macht komt, kan Frankrijk eindigen met een regering zoals die van Liz Truss in het Verenigd Koningrijk, die weinig oog heeft voor de obligatiemarkten, tenzij er een crisis uitbreekt. Dit zou de situatie mogelijk verder kunnen laten escaleren. Een gunstiger scenario zou de terugkeer van een centrummeerderheid zijn, die zich inzet om de hoge tekorten in Frankrijk agressief aan te pakken. Een compromis zou een voortzetting zijn van wat we nu zien: een langzaam voortmodderend proces, waarbij de schuldquote van Frankrijk geleidelijk blijft stijgen, maar niet zo alarmerend dat dit een crisis veroorzaakt.

Afhankelijk van het perspectief is het lidmaatschap van Frankrijk van de eurozone zowel een vloek als een zegen. Een zegen, omdat het Frankrijk stabiliteit op de financiële markten biedt, maar een vloek omdat het de Franse politiek (en het publiek) afschermt van de druk die nodig is om moeilijke keuzes te maken op het gebied van overheidsuitgaven. Toch, hoewel Frankrijk niet in aanmerking komt voor het Transmission Protection Instrument van de ECB, verwachten investeerders – terecht of onterecht – dat de ECB waarschijnlijk zou ingrijpen als er een echte crisis uitbreekt op de Franse obligatiemarkten. Het is deze impliciete vangnetfunctie die de Franse obligatiemarkten waarschijnlijk relatief rustig houdt, zij het met een aanhoudend verhoogde spread ten opzichte van Duitse obligaties in de komende jaren. Een uitzondering hierop is het scenario waarin de rechter- of linkervleugel een meerderheid in de Assemblée behaalt, wat de vastberadenheid van de obligatiemarkt – en de ECB – tot het uiterste op de proef zou kunnen stellen.

In het VK ligt 2029 op de loer

Van deze twee lelijke eendjes houdt het VK zich grotendeels aan zijn zelfopgelegde begrotingsregels. Daarom achten wij het risico op een obligatiemarktcrisis in de komende jaren relatief laag. Dit komt deels doordat het VK twee jaar geleden al een minicrisis heeft doorgemaakt, na het beruchte mini budget van de noodlottige regering van Liz Truss. De gevolgen van die periode, waarin de obligatierente en – belangrijk voor de kiezers – de hypotheekrentes sterk stegen, heeft blijvende schade toegebracht aan de reputatie van de centrumrechtse Conservatieve Partij op het gebied van gezond economisch beleid. Maar de schaduw van Liz Truss hangt ook over minister van Financiën Rachel Reeves, telkens wanneer zij uitspraken doet over de begroting. Zelfs de kleinste onrust op financiële markten door speculaties dat de regering afwijkt van de begrotingsregels, heeft geleid tot onmiddellijke reacties van de regering om die toezeggingen te herbevestigen. Hoewel de Britse regering – net als Frankrijk – moeite heeft gehad om de uitgaven in te perken (het is bijvoorbeeld niet gelukt om hervormingen van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen door te voeren eerder dit jaar), heeft het VK ook veel meer ruimte aan de inkomstenkant om het tekort terug te dringen. Gezien deze situatie verwachten we dat het VK zonder problemen aan de marktverwachtingen zal voldoen door nieuwe inkomstenverhogende maatregelen aan te kondigen tijdens de presentatie van de begroting op 26 november. In ons basisscenario verwachten we dat de schuld als percentage van het bbp de komende jaren grotendeels stabiliseert, of zelfs licht daalt.

Maar het VK krijgt tegen het einde van de jaren 2020 te maken met aanzienlijke risico’s, waarbij het grootste risico de mogelijke verkiezing van een sterk rechts georiënteerde regering in 2029 is. De Reform Party van Nigel Farage staat momenteel aan kop in de peilingen en vanwege het verouderde first-past-the-post kiesstelsel van het VK zou deze partij met slechts een derde van de stemmen een parlementaire meerderheid kunnen behalen. Reform heeft gedreigd om dezelfde soort politieke druk uit te oefenen op de Bank of England als we nu in de VS zien met de Federal Reserve. Omdat het VK niet het buitengewone privilege van de dollar heeft, zou het grootste risico in het VK zich verschuiven van de obligatiemarkten naar de valuta. Met de huidige gematigde Labour-regering die een ruime meerderheid heeft, blijft dit risico voorlopig klein – en politiek gezien kan er in de tussentijd veel veranderen. Toch is het een risico waar we in de toekomst ongetwijfeld op terug zullen komen.

5. Wat zijn de Europese implicaties van de Nederlandse verkiezingsuitslag?

Het vormen van een coalitie is gezien de verkiezingsuitslag ingewikkeld en duurt waarschijnlijk nog even. Echter zal de nieuwe regering waarschijnlijk meer centristisch zijn en een sterkere pro-Europese koers varen.

“Europa loopt het risico te stagneren als we er niet in slagen om verder te integreren. Nederland heeft geholpen bij de oprichting van de Europese Unie, en nu moeten we helpen bij het vormgeven van haar toekomst”, aldus de woorden van Rob Jetten van D66, de verkiezingswinnaar en mogelijk aanstaand premier na de Nederlandse verkiezingen eind oktober. D66 en CDA behaalden een grote zetelwinst in het parlement, wat wijst op een constructievere houding ten opzichte van de EU in de op vier na grootste economie van de eurozone. Gezien de traditioneel conservatieve houding van Nederland met betrekking tot EU-integratie en verdragsherzieningen, de Nederlandse voorkeur voor zuinigheid en de grote invloed die het land doorgaans heeft in Europese besluitvorming, onderzoeken we de gevolgen van de uitslag van de Nederlandse verkiezingen voor de koers van Europa.

Hoewel centrumpartijen zetelwinst boekten, blijft een duidelijke politieke boodschap vanuit deze verkiezingen aan Europa uit. Geert Wilders’ PVV verloor 11 zetels, maar de rechtervleugel in totaal werd niet kleiner; het raakte slechts meer versplinterd, waarbij partijen zoals FvD en JA21 winst boekten. Het verlies van de PVV komt overeen met dat van zijn voormalige coalitiepartners in het kabinet-Schoof 1: VVD, BBB en NSC hebben allemaal zetels verloren. Bovendien blijft de politieke versnippering in Nederland groot. D66 is de verkiezingswinnaar, maar tegelijk de kleinste winnaar in de Nederlandse geschiedenis, waarbij geen enkele partij erin slaagde meer een vijfde van de stemmen te behalen. Dit wijst op moeizame en waarschijnlijk langdurige coalitieonderhandelingen. De heropleving, of beter gezegd concentratie, van de twee winnende centrumpartijen D66 en CDA – die vrijwel zeker de motor van de volgende coalitie zullen vormen – suggereert dat de volgende Nederlandse regering naar verwachting meer centristisch zal zijn. De precieze richting hangt uiteraard af van de coalitiebesprekingen die pas vorige week zijn gestart. Momenteel worden twee coalitieopties overwogen. De eerste optie is een centrumcoalitie, waarbij het motorblok van CDA en D66 wordt aangevuld met GL-PvdA en VVD. Deze optie heeft rekenkundig gezien de voorkeur, omdat zij met 86 zetels in het parlement een comfortabele meerderheid zou hebben. De tweede optie is een centrumrechtse coalitie, met VVD en JA21. Deze coalitie haalt echter geen meerderheid met slechts 75 zetels en heeft mogelijk aanvullende partijen nodig om een meerderheid te vormen.

Op beleidsgebied geeft de Nederlandse verkiezingsuitslag wel een boodschap af aan Europa. De nieuwe Nederlandse regering zal naar verwachting een aanzienlijk constructievere houding aannemen ten opzichte van Europese integratie in vergelijking met de vorige regering. Hoewel D66 traditioneel pro-Europees is geweest, lijkt er nu een meerderheid te zijn onder de zes grootste partijen die verdere integratie op belangrijke EU-beleidsterreinen ondersteunt. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de standpunten van deze partijen in hun verkiezingsprogramma's over belangrijke EU-beleidsterreinen. Er is brede consensus over het versterken van de interne markt en het bevorderen van de kapitaalmarktenunie. Over gemeenschappelijke financiering, zoals euro-obligaties, is de consensus minder eenduidig. Toch lijkt er, in tegenstelling tot voorgaande jaren, nu meer ruimte voor onderhandelingen. D66 en GL-PvdA zijn voorstander van eurobonds, terwijl het CDA gedraaid is op dit thema. Hun standpunt t.a.v. gemeenschappelijke schulden is verzacht en biedt ruimte voor onderhandeling. De uiteindelijke coalitie en de daaropvolgende onderhandelingen zullen bepalend zijn voor de mate van constructieve betrokkenheid en de uitkomsten op het gebied van gezamenlijke financiering. Zo zal een centrumrechtse coalitie met JA21 zich wellicht sterker verzetten tegen gemeenschappelijke financiering. Toch wordt verwacht dat de nieuw aan te treden regering een constructievere houding zal innemen richting Europa dan haar voorganger. Dit kan het EU-beleidslandschap veranderen op een moment dat er onderhandeld wordt over de meerjarenbegroting van de EU, het debat over gezamenlijke EU-financiering voor innovatie en defensie, en beslissingen over langdurige financiële steun voor Oekraïne.