We moeten de economie niet terugbouwen naar de industriële structuur van de jaren 50


Er hangt een vrolijk optimisme in de lucht. De gehele westerse wereld gaat voorzichtig van het slot. Regeringen spreken graag van ‘een oorlog tegen het virus’ en van herstel ‘door middel van een Marshallplan’. Dit voedt verwachtingen van wederopbouwoptimisme en krachtig herstel. Van bedrijven die niet alleen aan de slag kunnen, maar ook een hoop inhaalvraag krijgen. Waarin investeerders nauwelijks kunnen kiezen uit al die nieuwe investeringskansen. De overheid is in zo’n wederopbouw, na een oorlog maar ook na natuurrampen, vaak de aanjager van grote werkgelegenheidsprojecten. Dit alles voedt na een diepe krimp een krachtige groei (ook omdat het vanaf nul gewoon hard groeien is). Economen noemen dit een V-vormig herstel.
Hoe graag ik ook zou willen meegaan in dit optimisme, het is denk ik gewoon niet realistisch. Maar, en dat is een grote maar, de overheid kan het wel iets realistischer maken. Voor een krachtig herstel moeten we in staat zijn om te dealen met een tweede golf besmettingen zonder wéér in lockdown te moeten. Dat kan in het beste geval als we een vaccin of een medicijn hebben ontwikkeld dat wereldwijd beschikbaar is. In het minder gunstige geval kunnen we met een herbesmetting omgaan door alleen de personen die het treft – en zijn directe contacten – in quarantaine te plaatsen.
We moeten het nu doen met een heel voorzichtig stapje, waarbij alleen de verspreidingssnelheid ons kan melden of een stapje verder mogelijk is – en wanneer. De onzekerheid is daarmee nauwelijks kleiner geworden. Ook een stapje terug is daarbij niet uitgesloten, vooral wanneer de politieke druk zo groot wordt om te versoepelen dat politici geen alternatief rest dan erin mee te gaan, terwijl het virus dat niet toelaat. In Amerika is dat risico in sommige deelstaten reëel, of dat bij ons ook zo is, blijft de vraag. Zelfs als het virus een geleidelijke weg terug naar het nieuwe normaal mogelijk maakt, dan komen er heel vervelende tweederonde-effecten voor onze economie aan. Geweldige steunregelingen ten spijt kunnen ontslagen en faillissementen niet helemaal voorkomen worden. De negatieve spiraal van (angst voor) ontslag doet consumenten en investeerders de hand op de knip houden, laat onze export teruglopen en kan een liquiditeitscrisis (te weinig geld) in een solvabiliteitscrisis (te weinig verdienvermogen) doen omslaan.
En precies in dat laatste zit ook een lichtpuntje. We moeten zo snel mogelijk weten waar het perspectief op toekomstige groei zit. Dat dit rondom duurzaamheid ligt, is evident, want het zou zeer onverstandig zijn onze economieën weer op te bouwen naar de industriële structuur van de jaren 50 in plaats van die van de toekomst. De overheid is daarin leidend, maar heeft ook de tijd. Terwijl het krachtige herstel wacht op een vaccin kan de CO2-neutrale economie goed voorbereid worden. Een vuistregel daarbij is dat de fiscale impuls even groot moet zijn (in procenten bbp) als de krimp diep is.