De week van de industrie, de inflatie en innovatie

In de industrie heeft de krapte wel effect op de lonen. Inflatie kan tot ver in 2022 sterk beinvloed worden door energieprijzen. Cijfers en uitdagingen voor innovatie van Nederlandse bedrijven
Mede-auteur: Piet Rietman
De industrie: lichtend voorbeeld?
In een aantrekkende economie met een krappe arbeidsmarkt trekken werkgevers vaak aan de bel. De personeelstekorten belemmeren de groei, klinkt het dan. Of: de stijging van de loonkosten is niet op te hoesten. Die berichten hebben een belangrijke signaalfunctie. Productiviteitsvermindering is schadelijk voor zowel bedrijven, werkzoekenden als zittende werknemers.
Gelukkig zien we ook in de cijfers terug dat ondernemers, parallel aan het waarschuwen voor krapte, de lonen laten stijgen. Onze visie op de krapte is dan ook dat, naast investeringen in automatisering, hogere lonen een oplossing bieden. In de economie van de toekomst, met zowel vergrijzing als groei, moeten bedrijven leren om te gaan met permanente krapte.
Op sectoraal niveau zijn daar nu al goede voorbeelden van. De industrie combineert productiviteitsgroei en arbeidsmarktkrapte met ondernemersvertrouwen en loongroei – zelfs al zijn er ook problemen met internationale toeleveringsketens. De gemiddelde dagproductie van de Nederlandse industrie steeg in september met 10,9% jaar-op-jaar en ligt circa 5% hoger dan voor de pandemie. De kapitaalintensieve machinebouw groeide niet alleen 59% j-o-j, maar ook met 33% ten opzichte van september 2019, het hoogste niveau van voor de coronacrisis.
Het producentenvertrouwen is hoog, ondanks de grote tekorten aan onderdelen en materialen. Een op de vier (25,5 procent) industriële ondernemingen kampt momenteel met een tekort aan productiemiddelen, materiaal of ruimte, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Volgens de NEVI Inkoopmanagersindex voor de Nederlandse industrie zijn de levertijden van leveranciers nog nooit zo snel opgelopen als afgelopen zomer. De industrie moet dus historisch lang wachten op onderdelen en materialen. Met name de auto-industrie lijdt daaronder, want het tekort aan chips remt de productie, wat ook nadelig is voor toeleveranciers aan autofabrieken.
Er is ook een tekort aan arbeidskrachten. In oktober had 27,1% van de ondernemers daar last van, duidelijk meer dan het oude hoogtepunt van 22,1% uit oktober 2018. Toch zijn ondernemers optimistisch. Het producentenvertrouwen kwam in oktober uit op 12,3, een record. De industrie is vooral opgetogen over de orderpositie. Per saldo was in oktober 21,1% positief daarover, dat is de hoogste score ooit – de reeks gaat terug tot januari 1985. Bedrijven als Aalberts en ASML combineren stevige groei met een goed zicht op de supply chain.
De lonen stijgen het hardst bij een combinatie van ondernemersvertrouwen (is het een goede investering?) en arbeidsmarktkrapte (is het noodzakelijk?). Arbeid die nodig is om te groeien of te innoveren wordt ingekocht als er voldoende vertrouwen is, arbeid die nodig is voor het primaire bedrijfsproces wordt ingekocht als dat noodzakelijk is.
Tegen een achtergrond van een toenemende krapte zit de cao-loonstijging in de industrie dan ook boven de gemiddelde inflatie en boven de landelijke cao-loonstijging. Ook op het gebied van secundaire voorwaarden en vroegpensioenregelingen bleek er dit jaar veel mogelijk te zijn. Er zijn vooralsnog geen tekenen dat de industrie niet in staat is om dit de komende jaren vol te houden.
Om één sector als voorbeeld te stellen voor de hele economie moet echter wel verklaard worden waarom die sector het zo goed doet. En dat zou wel eens hele specifieke verklaringen kunnen hebben. Zo moeten veel industriële ondernemingen op wereldschaal concurreren, waarvan een disciplinerende werking uitgaat. In de meeste landen liggen de loonkosten beduidend lager dan in Nederland. Dat dwingt de Nederlandse industrie om door middel van innovatie de arbeidsproductiviteit steeds verder te verhogen. Daarnaast is het aantal banen in de industrie gedaald, van 958.000 in 1995 naar 830.000 in 2020. In de meeste branches daalde het aantal arbeidsplaatsen, met de machine-industrie als duidelijke uitzondering. Met minder arbeidsplaatsen drukken de loonstijgingen minder op de totale loonkosten.
De industrie laat daarom niet zien dat krapte, productiviteitsgroei en loongroei altijd en overal samen kunnen gaan. Wel laat het zien dat, onder de juiste omstandigheden, de combinatie van krapte en ten goede kan komen aan zowel werkgevers als werknemers. (Albert Jan Swart, Piet Rietman)
Inflatie tot ver in 2022 hoog door energieprijzen
De energieprijzen zijn sinds 2020 uit een diep dal gekomen en in de afgelopen maanden flink verder gestegen. Dit heeft geleid tot een stijging van de inflatie. In de figuur hieronder is de negatieve bijdrage van energieprijzen aan de inflatie (gele balkjes) gedurende 2020 te zien. In 2021 was deze bijdrage juist flink positief. In oktober droegen de energie- en brandstofprijzen samen bijna twee volle procentpunten bij aan de totale inflatie. In een gemiddeld jaar blijft deze bijdrage beperkt tot onder een half procentpunt.
De ontwikkeling van de energieprijzen is dus erg belangrijk als we inflatieverwachtingen voor volgend jaar willen maken. Als gedachte-experiment is het nuttig om in kaart te brengen hoe de inflatie beïnvloed wordt wanneer de energieprijzen in 2022 op het huidige niveau blijven. Hoewel dit geen heel realistisch scenario is, omdat de gasprijs recent een daling heeft laten zien en ook de t.a.v. gasprijzen niet wijzen op een aanhoudend hoog niveau, kan deze aanname toch inzicht geven in de mate waarin energieprijzen de inflatie in 2022 zullen blijven stuwen.
De energieprijzen liepen aan het begin van 2021 sterk op. Dit betekent dat de prijzen begin 2022 fors hoger liggen dan begin 2021. Zodoende blijft de bijdrage van de energieprijzen aan de inflatie de eerste maanden van 2022 in ieder geval hoog. Als we verder in het jaar kijken dan zal pas in september 2022 in ons scenario de bijdrage weer onder het historisch gemiddelde van een half procentpunt komen. Als de energieprijzen op het huidige niveau blijven, zal de inflatie dus naast de eerste maanden ook de latere maanden van 2022 sterk beïnvloeden. Een onwaarschijnlijk scenario als de laatste verwachtingen voor energiemarkten meegenomen worden maar nuttig om te weten dat de prijsschommelingen op energiemarkten langere tijd effect uitoefenen op de Nederlandse inflatie. (Jan-Paul van de Kerke)
Innovatie, bedrijven komen er samen uit
Een groot aantal Nederlandse bedrijven innoveert en werkt samen. Uit onderzoek van het CBS komt naar voren dat 37% van de bevraagde bedrijven in de periode 2016-2018 zich bezighield met innovatie. Deze innoverende bedrijven werkten ook regelmatig samen met andere partijen. Het aandeel innoverende bedrijven dat samenwerkte, lag op 32%.
Bij innovatie en samenwerking is schaalgrootte van belang. Grote bedrijven met meer dan 250 werknemers houden zich vaker met innovatie bezig dan kleinere bedrijven. Ook werken grote bedrijven regelmatiger samen met andere partijen. Het aandeel grotere bedrijven dat innoveert en dat samenwerkt bedraagt respectievelijk 59% en 47%.
Een grotere bedrijfsomvang brengt doorgaans een omvangrijke netwerk met zich mee, een netwerk dat zich soms tot over de grens uitstrekt. Uit het onderzoek komt naar voren dat grote bedrijven meer de samenwerking aangaan met buitenlandse partijen dan kleinere bedrijven, die zich vooral op Nederlandse partners richten.
Verder zijn er verschillen tussen de diverse bedrijfssectoren. In de nijverheid is het aandeel bedrijven dat innoveert (55%) fors hoger dan in de zakelijke dienstverlening (33%) en de handel (31%). Ook qua samenwerking onderscheidt de nijverheid zich positief. Van de innoverende nijverheidsbedrijven werkt 39% samen, versus zakelijke dienstverlening 34% en handel 26%.
Voor zover bedrijven samenwerken, gebeurt dit vooral met leveranciers (51%), bedrijven binnen het eigen concern (38%), consultants (37%), universiteiten (24%) en andere bedrijven (21%). Minder vaak is er samenwerking met concurrenten (19%), overheidsinstellingen (15%), afnemers (private sector 16%, publieke sector 10%) of non-profit organisaties (10%).
Bovenstaand lijstje laat zien dat universiteiten niet de eerst aangewezen partij zijn waarmee innoverende bedrijven samenwerkingsverbanden aanknopen. Een uitzondering hierop vormen de grote, innoverende nijverheidsbedrijven. Die weten de weg naar de universiteit makkelijker te vinden. Liefst 66% ervan werkt samen met universiteiten.
Gevraagd naar de factoren die de innovatie belemmeren, noemen bedrijven vooral dat zij andere prioriteiten hebben. Welke dat zijn, maakt het onderzoek niet duidelijk. Verder noemen bedrijven de hoge kosten van innovatie, het tekort aan gekwalificeerd personeel en het gebrek aan interne financieringsmogelijkheden. Minder belemmerend zijn de faciliteiten voor subsidies en kredieten.
Opvallend is dat weinig bedrijven de toegang tot externe kennis of het gebrek aan samenwerkingspartners als een probleem ervaren. Dit terwijl het overheidsbeleid juist jarenlang gericht is geweest op partijen bij elkaar brengen. Is dit een signaal dat innoverende bedrijven deze beleidsdoelstelling minder relevant vinden, of is het eerder een teken dat het overheidsbeleid juist erg succesvol is geweest? Nader onderzoek, liefst cocreatief, zal het leren. (Philip Bokeloh)

