De week van koopkracht, Prinsjesdag en zorgpremie

Statische én dynamische koopkracht gaan er niet op vooruit. Beleidsarme Prinsjesdag leidt tot een verbetering van overheidsfinanciën. Zorgpremie zet koopkracht onder druk.
Co-auteurs: Nora Neuteboom en Piet Rietman
Statische én dynamische koopkracht gaan er niet op vooruit
In 2020 ging de koopkracht er voor het laatst fors op vooruit. De koopkracht groeide met 2,5% in doorsnee, de sterkste groei sinds 2016. Die van werknemers steeg het hardst (3%), want de cao-lonen stegen met 2,9%. De meeste cao-afspraken waren al gemaakt vóór de coronacrisis, toen de arbeidsmarkt nog historisch krap was. De overheid droeg actief bij aan de koopkracht, via wijzigingen in de inkomstenbelasting. In 2021 viel de koopkrachtontwikkeling door de crisis terug, maar bleef positief: 0,8%. Dat er nog een kleine koopkrachtstijging was, kwam vooral doordat de inflatie lager was.
In 2022 zien de koopkrachtplaatjes er nog minder gunstig uit. Werknemers zien weliswaar hun cao-loon met gemiddeld ruim 2% stijgen, maar overheidsbeleid draagt nauwelijks bij aan de koopkracht. De verlaging van de laagste schijf inkomstenbelasting van 37,10 naar 37,07% is erg klein. De zelfstandigenaftrek wordt verder afgebouwd. In 2022 bedraagt dezelfstandigenaftrek nog € 6.310 (in 2021: € 6.670). Dat zal negatief uitpakken voor inkomen van ondernemers. Gepensioneerden zien hun aanvullend pensioen vaak niet geïndexeerd of soms zelfs gekort worden. De grote AOW-stijgingen van de afgelopen jaren zijn voorbij. Zo gaan gepensioneerden er vaak maar tegen de 1% op vooruit. Ook uitkeringsgerechtigden gaan er minder dan 1% op vooruit. Dit komt met name doordat de bijstand amper meer stijgt. Tot slot wordt de zorgpremie iets hoger, door de verwachte hogere zorgkosten.
Wij hebben onze inflatieverwachtingen iets naar boven bijgesteld, naar 1,6% in 2022. Dit komt door de hogere energieprijzen (met name gas) en het feit dat de knelpunten in de aanbodzijde waarschijnlijk nog een gedeelte van 2022 van kracht blijven.
Zo gaat de koopkracht voor werknemers er nauwelijks op vooruit komend jaar. Gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden gaan er iets op achteruit.
Ook de zogenaamde dynamische koopkracht gaat er waarschijnlijk niet op vooruit. Het verschil tussen statische en dynamische koopkracht is dat statische koopkracht de persoonlijke omstandigheden constant (statisch) veronderstelt. Omstandigheden zoals bijvoorbeeld werkloos worden, het vinden van een nieuwe baan of promotie maken worden uitgesloten bij statische koopkracht. De dynamische koopkracht neemt deze ontwikkelingen wel mee.
Dergelijke ontwikkelingen zorgen bij elkaar opgeteld voor een verschil tussen de ontwikkeling van de daadwerkelijk verdiende lonen en de cao-loongroei: de ‘incidentele loongroei’. Deze incidentele loongroei was de afgelopen maanden positief. Vanwege de krappe arbeidsmarkt zijn startsalarissen hoger en werken er meer mensen. Bovendien worden er sneller promoties uitgedeeld als het moeilijk is om aan personeel te komen. Maar de incidentele loonontwikkeling lijkt richting 2022 weer negatief te worden. Hoewel er nu er krappe arbeidsmarkt is, neemt deze krapte af doordat de steunmaatregelen wordenafgebouwd. (Piet Rietman en Nora Neuteboom)
Beleidsarme Prinsjesdag leidt tot een verbetering van deoverheidsfinanciën
In de Miljoenennota stonden afgelopen dinsdag weinig verassingen. Waar het CPB in de Augustusraming nog uitging van een balanstekort van -1,8% van het bbp voor 2022, werd dit door de extra uitgaven aan klimaat (6,8 mrd voor de komende jaren), veiligheid en de woningmarkt (1 mrd voor de komende 10 jaar) bijgesteld naar -2,5% van het bbp. Ondanks deze bijstelling verbetert de begrotingsbalans zich aanzienlijk door het stopzetten van de generieke steun aan het bedrijfsleven. Door de uitgaven aan coronasteunpakketten liep hettekort in 2020 en 2021 op tot respectievelijk -4,3% van het bbp en -5,4% van het bbp.
Omdat onze macro-economische opvattingen voor 2022 iets minder gunstig zijn dan die van het CPB verwachten wij ook een licht negatievere balans op de begroting. Waar het CPB uit gaat van -2,3% van het bbp gaan wij uit van een tekort van -2,5% van het bbp. De gevolgen voor de schuld zijn nagenoeg verwaarloosbaar. (Jan-Paul van de Kerke)
Zorgpremie zet koopkracht onder druk
Uit de op Prinsjesdag gepresenteerde begroting blijkt dat de overheid komend jaar 100 miljard aan zorg zal uitgeven. Een nieuw record. Ook zonder nieuw beleid stijgen de zorgkosten elk jaar een beetje. En zonder nieuw beleid wordt die kostenstijging vooral betaald via de zorgverzekering.
Het eigen risico blijft naar verwachting gelijk, wat betekent dat de zorgpremie omhoog zal moeten. In de Algemene Politieke Beschouwingen en in verschillende commentaren was te horen dat dit gaat om drie of vier tientjes per jaar: zo’n drie euro per maand. In principe klopt dat sommetje. Het is mogelijk dat komende maanden zorgverzekeraars zullen stuntenmet “gelijkblijvende premies”, maar dan wordt die drie euro ergens anders vandaan gehaald. Een voor de hand liggende mogelijkheid is het afbouwen van collectiviteiten: gemeenschappelijke verzekeringen via bijvoorbeeld de werkgever of sportvereniging.
Voor werkenden met lage en middeninkomens zal die drie euro vaak net het verschil maken tussen een koopkrachtstijging of daling. De koopkrachtontwikkeling zit , met werkenden er net boven. Bij een minimuminkomen kan daar nog eens 0,3 procentpunt afgaan en bij een modaal inkomen ruim 0,1 procentpunt. In de van het Nibud is dan ook zichtbaar dat sommige werkenden onder de nul belanden. (Piet Rietman)
