De week van de toename van bedrijfsoprichtingen en de verbreding van de inflatie


Sinds de uitbraak van corona is er veel aandacht voor de daling van het aantal faillissementen. Deze daling geldt als teken van succes van de overheidssteunmaatregelen. Die werken goed. Tegelijkertijd is er ook kritiek op deze steunmaatregelen. De steun houdt namelijk niet alleen gezonde bedrijven overeind, maar ook zwakkere broeders met een lage productiviteit. Verbreedt de inflatie zich? Geschoond voor de bijdrage van energieprijzen en brandstoffen bleef de inflatie constant in november en december (2,2%). Terwijl de inflatie als geheel toenam van 5,2% naar 5,7%.
Aanhoudende toename bedrijfsoprichtingen stemt optimistisch
Analyse wijst uit dat juist deze minder sterke bedrijven veel overheidssteun ontvangen. Dit zou het proces van creatieve destructie, waarbij nieuwe bedrijven het stokje van oude bedrijven overnemen, belemmeren. Of het proces van creatieve destructie intact is, hangt echter niet alleen af van de faillissementen, maar ook van het aantal bedrijven dat wordt opgericht.
Gelukkig stijgt dat aantal, zowel in Nederland als in andere lidstaten van de eurozone. Wel zijn er grote tussen de lidstaten. Die verschillen zijn vooral terug te voeren op de sectorale verdeling. Het aantal starters in landen met een omvangrijke horeca- en cultuursector ligt beduidend lager dan in landen met een sterke focus op bijvoorbeeld handel.
De aanhoudende toename van bedrijfsoprichtingen is goed nieuws. Temeer omdat het niet zozeer gaat om mensen die door verlies van werk gedwongen zijn voor zichzelf te beginnen. Naast eenpitters worden er ook grotere bedrijven opgericht. Of er tussen de jonge starters ook snelle groeiers zitten die in de toekomst veel werkgelegenheid kunnen scheppen, dat is lastig te beoordelen. De laatste jaren zijn de zogenaamde ‘gazelles’ schaarser geworden. Een van de redenen hiervoor is de dominantie van grote (tech)bedrijven die het moeilijker maakt om nog een voet tussen de deur te krijgen.
Dit neemt niet weg dat de overheid er veel aan gelegen is om ‘n’ ruim baan te geven. Daarvoor dient zij kansrijke startende bedrijven al in een vroeg stadium te identificeren, iets wat in de praktijk nog knap lastig is. Een jaar met forse groei maakt van een jong bedrijf nog geen gazelle. Bij startende bedrijven kan de groei van jaar tot jaar immers sterk variëren. Een aanknopingspunt kan zijn of een bedrijf is opgenomen in de beleggingsportefeuille van startupbeleggers. Die selecteren immers scherp zijn op kansrijke initiatieven. Daar lijkt inderdaad een verband te bestaan, al is de kans groot dat hier een zogenaamd selectie-effect speelt. Is de interesse van de startupbelegger gewekt vóór of nádat het bedrijf succes kreeg?
Wanneer het niet mogelijk is gazelles in een vroeg stadium te identificeren, zit er weinig anders op dan de juiste voorwaarden te creëren voor succesvolle bedrijven. Dit betekent dat bedrijven makkelijk toegang hebben tot financiering, dat marktregulering een vrije markttoegang en een gelijke behandeling van bestaande en nieuwe bedrijven waarborgt en dat kennis en technologie zich snel kunnen verspreiden. Verder is het van belang dat de arbeidsmarkt soepel functioneert en dat werknemers vlot van bedrijf en sector kunnen veranderen en nog beter tot hun recht kunnen komen.
Vooral op dit laatste punt is in Nederland nog ruimte voor verbetering. Werknemers blijven vaak in hun huidige beroepsgroep hangen, terwijl er veel handjes nodig zijn om de verduurzamingsopgave te realiseren en er een tekort is aan mensen met bijvoorbeeld technische vaardigheden. Tegen deze achtergrond is het van belang kritisch te blijven op de steunmaatregelen en op de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. (Philip Bokeloh)
Inflatie verbreding komt op gang maar zit vooral nog in de pijplijn
Op het eerste oog is er geen teken van verbreding, maar achter de 2,2% ging wel een verandering schuil. Zo nam de bijdrage van diensten aan de inflatie flink af en noteerden de industriële goederen en de voedingsmiddelen een hogere bijdrage maand-op-maand (zie de onderstaande figuur). Is er dan toch verbreding?
bogen zich ook over deze vraag. Zij keken welk aandeel van de consumentenprijsindex (CPI) verantwoordelijk is voor meer dan 50% van de maandelijkse toename van de inflatie. Hoe kleiner dit aandeel, hoe minder categorieën verantwoordelijk zijn voor de inflatietoename (geen verbreding). Als dit aandeel groter wordt betekent dit dat meerdere categorieën verantwoordelijk zijn en de inflatie wel aan het verbreden is. Uit hun analyse komt naar voren dat vooral in de maanden juni tot en met november dit aandeel van de CPI groter is geworden ten opzichte van de maanden ervoor. De inflatie verbreedt zich dus.
De impact van de verbreding op de inflatie is echter nog bescheiden. In de figuur hieronder zijn de bijdrages aan de consumentenprijsindex weergegeven. Energieprijzen zijn nog steeds de grootste veroorzaker van inflatie.
Als we de blik naar voren richten, dan zit er waarschijnlijk wel meer verbreding aan te komen. Grondstofprijsstijgingen, hogere transportkosten en andere prijsstijgingen die door bottlenecks in internationale handelsstromen veroorzaakt worden, zijn nog niet allemaal bij de consument terecht gekomen. Ook raken de hogere energieprijzen niet enkel de consument maar ook bedrijven. Bedrijven moeten de hogere productiekosten mogelijk doorberekenen aan de klant. Wij verwachten daarom dat de verbreding van de inflatie zich zal voortzetten, met name in de bestedingscategorieën industriële goederen en voedingsmiddelen. (Jan-Paul van de Kerke)
Inflatieverwachtingen zijn moeilijk te interpreteren
Inflatieverwachtingen zijn op dit moment een belangrijke indicator om te volgen. Hogere inflatieverwachtingen kunnen namelijk resulteren in daadwerkelijk hogere inflatie. Als bijvoorbeeld huishoudens en bedrijven verwachten dat de inflatie verder zal toenemen, dan zien we dit terug in zowel hogere looneisen als hogere afzetprijzen.
Het C in december dat steeds meer consumenten vinden dat de prijzen sterk zijn gestegen; over het afgelopen jaar vond 55% dat. Dit is het hoogste percentage sinds het begin van de tijdsreeks in 2017. Toch lijken consumenten positiever over de toekomst te zijn. Het percentage consumenten dat verwacht dat prijzen in de komende twaalf maanden sterker gaan stijgen daalde naar 33 procent (van 45 procent in november).
Toch moeten we voorzichtig zijn om uit deze data harde conclusies te trekken. Uit gedetailleerde data van de over de verwachtingen van de consumenten blijkt dat de meerderheid nog steeds denkt dat de inflatie zal toenemen. Op de vraag ‘Hoe verwacht u dat de consumentenprijzen zich de komende 12 maanden zullen ontwikkelen in vergelijking met de afgelopen 12 maanden?’ antwoordde 32 procent een snellere stijging te verwachten. 41 procent dacht dat de inflatie in hetzelfde tempo zou toenemen. 12 procent dacht dat de inflatie nog steeds zal toenemen, maar in een langzamer tempo. Slechts 15 procent dacht dat inflatie zal afnemen, of wist het niet.
Wat betekent dat precies? In december stond de inflatie in Nederland op 5,7 procent (CPI), dit betekent dat de producten en diensten in het mandje van de consument vergeleken met jaar ervoor bijna 6% duurder zijn. De resultaten van de vragenlijst van de EC impliceren dat maar liefst een derde van de respondenten denkt dat de inflatie in december 2022 hoger zal uitvallen dan 5,7 procent. 41 procent van de respondenten denkt dat inflatie eind2022 opnieuw op 5,7 procent zal uitkomen.
Een inflatie van 5,7 procent of hoger in december 2022 is vanuit economisch perspectief erg onwaarschijnlijk. De hoge energieprijzen van de afgelopen maanden zullen medio 2022 uit de cijfers lopen. Daarmee zal de inflatie in kracht afnemen. Dit is ongeacht of er nog indirecte doorwerking plaatsvindt van hogere energieprijzen in hogere goederenprijzen omdat bedrijven ook met een hogere energierekening geconfronteerd worden.
Waarschijnlijker is het dat consumenten die deze vragenlijsten invullen niet volledig op de hoogte zijn van waar de inflatie zich momenteel precies bevindt. Ze laten zich dan sterk leiden door de ontwikkelingen van de laatste maanden. Het gevoel dat alles steeds duurder wordt leidt al snel tot een antwoord: ‘een stijging’ van de inflatie. Inflatie wordt jaar-op-jaar gemeten, waardoor de interpretatie van ‘stijging en daling’ lastig is voor respondenten. Als men consumenten zou vragen: ‘Denk je dat de energieprijzen zullen verdubbelen ten opzichte van het huidige niveau?’, dan is het antwoord waarschijnlijk nee. Toch is dat een noodzakelijk scenario als je denkt dat inflatie rond of boven de 6% zal uitkomen einde 2022.
Kortom, bij het interpreteren van enquêtedata moet men heel voorzichtig zijn. Wat we wel kunnen concluderen is dat inflatieverwachtingen in ieder geval niet aan het dalen zijn. (Nora Neuteboom)