Transactie Trends - Bestaanszekerheid toegenomen, ondanks duurdere boodschappen

PublicationMacro economy

Analyse van 150.000 Nederlandse huishoudens met een salaris biedt inzicht in de ontwikkeling van de bestaanszekerheid. We onderzoeken welk deel van het netto-inkomen wordt besteed aan vaste lasten en boodschappen. De boodschappenprijzen zijn flink toegenomen; huishoudens geven er dan ook een groter bedrag aan uit dan 7 jaar geleden. Toch neemt de bestaanszekerheid toe, omdat de inkomens sterker zijn gestegen dan de vaste lasten en boodschappen. Het percentage huishoudens dat een groot deel van het inkomen kwijt is aan vaste lasten en boodschappen is afgenomen.

Bestaanszekerheid onverminderd relevant

Tijdens Prinsjesdag en bij de verkiezingen gaat het traditiegetrouw over koopkracht. Daar is sinds de vorige verkiezingen bestaanszekerheid aan toegevoegd. In de miljoenennota kwam bestaanszekerheid al in de derde zin voor en koopkracht volgde niet veel later. In een eerdere publicatie observeerden we dat de bestaanszekerheid voor een doorsnee Nederlands huishouden in de afgelopen jaren is toegenomen. We zagen dat het aandeel van het netto-inkomen dat huishoudens aan vaste lasten besteden, is gedaald. In die publicatie lieten we echter boodschappen buiten beschouwing. In deze publicatie vullen we ons eerdere werk aan door ook deze uitgaven mee te nemen. Onze conclusies veranderen hierdoor niet. Huishoudens houden sinds 2019 een groter aandeel van hun inkomen over na aftrek van de vaste lasten en de boodschappenuitgaven. Deze uitkomsten zijn in lijn met ander onderzoek van het CPB. Deze doorsnee-uitkomsten gaan echter niet voor alle huishoudens op. De groep huishoudens die een (te) groot aandeel van het inkomen kwijt is aan vaste lasten inclusief boodschappen, is weliswaar kleiner geworden, maar nog steeds niet verwaarloosbaar.

Voor dit onderzoek maken we gebruik van geanonimiseerde en geaggregeerde transactiedata. We analyseren welk gedeelte van het inkomen huishoudens besteden aan vaste lasten en boodschappen over de periode van juli 2019 tot en met augustus 2025. Deze observatieperiode omvat verschillende schokken, zoals de pandemie, de energiecrisis en de periode van hoge inflatie. Door gebruik te maken van geanonimiseerde transactiedata krijgen we inzicht in de daadwerkelijke uitgaven van huishoudens, zonder afhankelijk te zijn van enquêtes. De focus van dit onderzoek ligt specifiek op huishoudens met een inkomen uit salaris. Huishoudens die hun inkomen ontvangen uit een uitkering, pensioen, of als zelfstandige zijn buiten deze analyse gelaten. In totaal omvat onze analyse-groep ongeveer 150.000 huishoudens.

Vaste lasten én boodschappen als indicator voor bestaanszekerheid

Wij interpreteren bestaanszekerheid als de mate waarin huishoudens in staat zijn om te reageren op onverwachte gebeurtenissen die het huishouden financieel raken. Deze definitie komt overeenkom met een recent overzicht van definities van de Europese Commissie en wordt ook als invalshoek gebruikt in de rapporten van de Commissie Sociaal Minimum. Een onverwachte financiële gebeurtenis kan een grote uitgave zijn of plotseling verlies van inkomen. In ons eerdere werk keken we enkel naar de vaste lasten als aandeel van het inkomen. Vaste lasten zijn immers uitgaven waaraan huishoudens 'vastzitten’ zoals huur en woonlasten, zorgverzekeringen en niet direct opzegbare abonnementen. Naarmate de vaste lasten een groter deel van het inkomen beslaan, hebben huishoudens minder manoeuvreerruimte om onverwachte uitgaven op te vangen. Echter, enkel de genoemde vaste lasten als aandeel van het inkomen vertellen niet het volledige verhaal. Ook de boodschappenuitgaven, die eveneens noodzakelijk zijn en een eerste levensbehoefte vormen, zijn de afgelopen jaren sterk in prijs toegenomen. In deze publicatie combineren we deze uitgaven aan boodschappen daarom met de vaste lasten om de financiële manoeuvreerruimte van huishoudens te beoordelen.

Voedingsprijzen sterk gestegen

De prijzen van boodschappen, hier gedefinieerd als de prijzen van voedingsmiddelen, zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen. In vergelijking tot drie jaar geleden liggen de voedingsprijzen grofweg 20% hoger*. De prijs van voedingsmiddelen is zelfs harder gestegen dan de prijs van andere producten. Dit relatieve verband tussen voedingsprijzen en overige prijzen is weergegeven in de linkergrafiek hieronder, die de ratio weergeeft tussen het prijsniveau van voedingsmiddelen en overige producten (exclusief voeding en energie)** . Sinds grofweg de energiecrisis is er een duidelijke trendbreuk zichtbaar en neemt bij het prijspeil bij voedingsmiddelen sterker toe dan bij andere producten.

*We kijken hier naar de inflatiecategorie SA08, voedingsmiddelen dranken en tabak. Overheidsbeleid speelt daarom een rol in deze prijsstijging, bijvoorbeeld via accijnsverhoging op tabak, alcohol en de suikertaks, zonder deze verhoging is de prijsstijging grofweg 14%.

** Idem, zonder accijnsveranderingen mee te nemen ligt de relatieve stijging lager.

Onderzoek wijst uit dat voedselprijzen een grotere invloed hebben op de inflatieverwachtingen van huishoudens dan de prijzen van andere goederen en diensten. Waarschijnlijk is dit omdat huishoudens deze prijzen het vaakst observeren in de schappen van de supermarkt. Dit fenomeen staat bekend als het ‘sticker-effect’. De recente absolute en relatieve prijsstijging van voedingsmiddelen kan dan ook bijdragen aan het huidige pessimisme onder huishoudens.

Verschillende boodschappenmandjes

Hoeveel geven huishoudens doorgaans uit aan boodschappen? We kijken naar de gemiddelde maanduitgaven per huishouden gedurende het afgelopen jaar (september 2024 t/m augustus 2025). We kiezen ervoor om een maandelijks gemiddelde over een jaar te berekenen, omdat uitgaven aan boodschappen flinke seizoensgebonden schommelingen vertonen, bijvoorbeeld door de hogere consumptie tijdens de decemberfeestmaand. Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen hanteren we in onze analyse een brede definitie van uitgaven aan boodschappen. Naast uitgaven aan supermarkten (fysiek en online) en maaltijdboxbezorgdiensten, nemen we ook de uitgaven aan gespecialiseerde winkels mee, zoals bakkers, slagers, viswinkels, delicatessezaken en slijterijen.

In de rechtergrafiek hierboven wordt de verdeling weergegeven van de maandelijkse uitgaven aan boodschappen van ons analyse-groep. We zien grote verschillen tussen huishoudens. Ruim 45% van de huishoudens geeft tussen de 300 en 600 euro per maand uit aan boodschappen. Driekwart van de huishoudens heeft uitgavenbedragen tot 785 euro. Het doorsneehuishouden in onze analyse besteedde in het afgelopen jaar 585 euro per maand aan boodschappen, dat is ongeveer 150 euro per week. Deze uitkomsten komen grofweg overeen met de budgetonderzoeksdata van het CBS*.

*De gemiddelde uitgaven aan boodschappen (categorie 0100 en 0200) omgerekend naar 2025 prijspeil bedragen volgens het CBS ongeveer 640 euro per maand.

Boodschappenuitgaven nemen toe over tijd, …

De totale uitgaven aan boodschappen kunnen door veel factoren worden beïnvloed. Hogere prijzen werken bijvoorbeeld direct door in de maanduitgaven. Daarnaast is er ook consumentengedrag. Huishoudens kunnen ervoor kiezen goedkopere alternatieven te kopen zoals huis- in plaats van A-merken, bij andere winkels boodschappen te doen, of hun consumptiepatroon aanpassen door minder te kopen. Ook speelt substitutie tussen horeca en boodschappen een rol in de totale boodschappenuitgaven. Hieruit rijst de vraag, hoe hebben de daadwerkelijke boodschappenuitgaven zich door de jaren heen ontwikkeld?

In onderstaande linkerfiguur wordt in groen de doorsnee maandelijkse uitgaven aan boodschappen weergegeven; in geel dezelfde reeks maar dan het voortschrijdend jaargemiddelde ervan. Naast een duidelijk seizoenspatroon, waaronder de december feestmaand, zien we ook goed het begin van de COVID-pandemie in maart 2020. Door de lockdown werden uitgaven van horeca naar boodschappen verschoven. Het stijgende voortschrijdend gemiddelde laat zien dat huishoudens in 2025 aanzienlijk meer uitgeven aan boodschappen dan in 2019. De uitgaven gedurende de afgelopen 7 jaar zijn gestegen van ongeveer 520 euro per maand naar circa 585 euro per maand.

… maar niet als percentage van het inkomen

Wat valt op als we de absolute toename in uitgaven aan boodschappen afzetten tegen het inkomen? De rechterfiguur hierboven laat zien dat een doorsneehuishouden in het afgelopen jaar ongeveer 14% van het inkomen aan boodschappen besteedde. Dit aandeel is vergelijkbaar met het aandeel van 2019. In de jaren daartussen zien we een toename, met een piek van 15,4% in 2020-2021. Deze stijging van het relatieve aandeel kan verklaard worden door de extra boodschappenuitgaven gedurende de COVID-lockdowns. Hoewel het absolute bedrag dat aan boodschappen wordt uitgegeven ook daarna nog toenam, was er geen stijging van de ratio tussen boodschappenuitgaven en inkomen. De inkomens zijn de laatste jaren sterker gestegen dan de uitgaven aan boodschappen.

Bestaanszekerheid toegenomen, ook als we boodschappen meenemen

Nu voegen we onze eerdere analyse naar de vaste lasten van huishoudens en onze nieuwe analyse samen. In de linkerfiguur hieronder zien we hoeveel procent van het inkomen naar vaste lasten en boodschappen samen gaat. Tussen 2019 en 2025 daalt dit percentage van 55,5 naar 52,5. Dit komt doordat vaste lasten een kleiner deel van het inkomen innemen. Dit betekent dat huishoudens een groter deel van hun inkomen overhouden na aftrek van de uitgaven aan vaste lasten en boodschappen. Het beeld dat vanuit de eerdere analyse naar vaste lasten bestond – dat doorsnee huishoudens een stijging van de bestaanszekerheid hebben ervaren – blijft dus intact, ook als de boodschappenuitgaven worden meegenomen.

Kleinere groep huishoudens heeft een structureel probleem

De bovenstaande conclusies gelden voor doorsneehuishoudens, maar gaan niet voor alle huishoudens op. Een te hoge verhouding tussen boodschappenuitgaven en vaste lasten en het inkomen impliceert beperkte manoeuvreerruimte om te reageren op schokken, zoals een grote uitgave of een plotseling verlies van inkomen. We kijken daarom naar de huishoudens die structureel een hoge verhouding hebben.

In de rechterfiguur hieronder zien het aandeel huishoudens in onze analyse-groep met een verhouding van meer dan 75, 80, 85 en 90 procent. Op dit moment geeft 13% van de huishoudens meer dan driekwart van hun inkomen uit aan vaste lasten en boodschappen. Over het geheel genomen is er een duidelijke daling te zien van dit percentage. Dit suggereert dat een groter aandeel huishoudens financiële ruimte heeft gekregen om andere uitgaven te doen en om onverwachte kosten op te vangen. Dit is positief. Een niet verwaarloosbaar aandeel van de huishoudens blijft echter een structureel hoge verhouding hebben. Zo’n 10% van de huishoudens in onze analyse-groep van 150.000 huishoudens heeft bijvoorbeeld een verhouding tussen noodzakelijke uitgaven en het inkomen van meer dan 80%.

Conclusie

Met de verkiezingen en de formatie in aantocht zal bestaanszekerheid en koopkracht mogelijk weer aan aandacht winnen, ook juist vanwege de nog altijd hogere inflatie in Nederland in vergelijking tot buurlanden. Onze analyse geeft een actueel beeld van zo’n 150.000 huishoudens met een salaris als hoofdinkomen tot en met augustus 2025 over één maatstaf van bestaanszekerheid: het aandeel van het inkomen dat opgaat aan vaste lasten en boodschappen. In onze analyse zien wij dat ondanks de absolute stijging van de uitgaven aan vaste lasten en boodschappen deze uitgaven als percentage van het inkomen zijn gedaald. Dit betekent dat huishoudens meer ruimte hebben om onverwachte tegenvallers op te vangen. Immers, na aftrek van deze noodzakelijke uitgaven houdt een doorsneehuishouden in 2025 een groter aandeel van het inkomen over dan in 2019. Dit geldt echter niet voor alle huishoudens. Er is een grote spreiding in uitgaven aan boodschappen, zowel in euro’s als in verhouding tot het inkomen. Bij een niet verwaarloosbaar aantal huishoudens ligt de verhouding tussen noodzakelijke uitgaven en het inkomen nog steeds erg hoog. Hieruit volgen twee conclusies: 1) de noodzaak tot generieke koopkrachtondersteuning voor doorsneehuishoudens is gegeven de verbeterde verhoudingen kleiner dan een aantal jaren geleden; 2) Koopkrachtondersteuning kan beter gericht worden op huishoudens met weinig financiële manoeuvreerruimte.

Data, Methode en Definities zie de pdf.